EEN LES VAN DE VLAAMSCHE KUSTSTROOK

Voor de gezondmaking der Nederlandsohe bouwkunst zou men den jongen bouwkundigen niets beters kunnen raden dan een bezoek te brengen aan de Vlaamsche kuststrook. Hier heeft de gezonde levensrichting van het Dietsche volk nog tot heden uiting gevonden in den bouwtrant. Er zijn ook wel leelijke bouwsels verrezen, maar deze hebben niet de perversie van de Nederlandsche kunstbouwerij uit de laatste twintig jaar en zijn er trouwens in de minderheid. De aandacht der lezers van dit blad is er in verschillende artikelen reeds meermalen op gevestigd, dat de hoofdzaak voor de schoonheid van een bouwwerk niet ligt in de details, doch in de hoofdvormen, en dat bijzonder belangrijk voor de schoonheid dat gedeelte der gebouwen is, hetwelk zich afteekent tegen de lucht, — de dakvorm, welke, men zou kunnen zeggen, van een gebouw de bekroning uitmaakt. Koldewey heeft onlangs opgemerkt, dat onze tijd bijna niet meer in staat is een harmonischen dakvoijm te scheppen. Laat mij U dus

eens vertellen, hoe het Dietsche volk in Vlaanderen sedert eeuwen dakvormen schiep — en het, heden ten dage nog, beter dan in Holland doet. Hebt ge echter slechts oog voor het hybridische en vreemdsoortige, of voor nuchtere dorheid, dan zal de goede smaak der Vlaamsche bouwers, vrees ik, aan U voorbijgaan, gelijk al wat eenvoudig en goed is, aan sommigen onzer ontgaat. Gij zult dan echter ook in andere landen veel, dat elkeen — en vooral elke bouwmeester — met vreugde moest zien, voorbijgaan.

De Vlaamsche bouwer verstond de uitdrukking van het dak, en heden ten dage verstaat hij het nog veelal, en dat is het merkwaardige voor ons. Zeldzaam is in deze kuststreek het platte dak. Nergens ziet men het dwaze Hollandsch-imoderne ronde dak. Ook het 18de-eeuwsche, Fransche, buitenwaarts geknikte (mansarde-) dak komt sporadisch voor, — alleen hier en daar op nieuwe.

De dak-wanstaltigheid der 19de eeuw, de zij-topgevel.

2