Deze plaats van begraven bracht uit zich zelve mede veelvuldig bezoek en gebed aan de grafsteden ten voordeele der zielerust der overledenen, terwijl het aanzien van het kerkhof bij het ter kerke gaan, een duidelijke en welsprekende herinnering gaf aan onze uitersten, welke heilzame en nuttige gedachte ons moet bewaren voor het vallen in de zonde. Vrees voor den dood kenden de eerste Christenen met hun reinen levenswandel en hun diep en sterk overtuigd geloof niet, integendeel, de dood was hun werkelijk t begin van een nieuw leven, van een beter leven, van den eeuwigen vrede in Christus.

Later in de middeleeuwen, toen de zeden meer en meer ontaardden, de passies heviger en de koppen harder en stugger waren, werd het noodig om naast die eenig mooie opvatting over den dood bij de eerste Christenen, ook te gewagen, ja zelfs te dreigen met de verschrikkingen van dood, ordeelsdag, hel en duivel om de menschen op het goede pad en in het gareel te houden, de uit die tijden stammende liturgische gebeden als „libera me" en „Dies irae" duiden zulks aan, zij vormen een fel contrast met de alleroudste gebeden en formules die slechts over „zielerust" en „vrede" tot ons spreken.

Kwam men voor het geval te staan dat het kerkhof te k'ein werd en uitbreiding niet meer mogelijk was, dan Zocht men zijn toevlucht tot afzonderlijk gelegen begraafplaatsen, buiten, maar zoo dicht mogelijk bij de Poorten der stad gelegen, teneinde de begrafenisplechtigheden niet te lang van duur te doen zijn, hierdoor deelname aan de begrafenis aan te moedigen, en teneinde een veelvuldig bezoek aan de begraafplaats te bevorderen. Steeds komen dezelfde motieven voor den dag, alle met dat ééne vooruitzicht en doel „de zaligmaking der zielen, zoowel van levenden als dooden' . Waar vroeger nog verbranding van lijken in zwang was, daar werd dit door Karei den Groote verboden; net moderne heidendom voerde de verbranding met de Fransche revolutie weer in, welke invoering als een besmetting door Europa is gegaan en zelfs Katholieke »anden wettelijke goedkeuring hebben doen geven aan lijkverbranding.

Rond het begin der 1 9e eeuw begon de burgerlijke overheid zich al meer en meer te bemoeien met begrafenisaangelegenheden, welke tot dan toe uitsluitend in de handen der kerken hadden berust. Er ontstaan in diverse landen wetten, welke begrafenis en de inrichting der begraafplaats regelen, en die het den Katholieken dikwijls onmogelijk maakten en nog maken om een plechtig begrafenisfeest te vieren. Dan komt de groote opbloei der steden met hun reusachtigen bevolkingsaanwas, waarbij ook uiteraard de begraafplaatsen moesten worden uitgebreid, men kwam tot de oprichting van zeer groote centrale begraafplaatsen ver buiten de stad waar iedereen, hetzij jood of christen of heiden, zonder onderscheid van godsdienst of moraal, begraven moest worden; anderen stichtten meerdere kleinere, doch ook algemeene begraafplaatsen en als derde geval vindt men algemeene begraafplaatsen met daarnaast confessioneele.

t Laatste systeem is in Nederland vrijwel algemeen, Zoodat wij als Katholieken in iedere plaats van eenige

beteekenis en voldoend aantal geloovigen minstens één eigen „kerkhof" bezitten.

De Codex eischt, dat de dooden zullen worden begraven op, volgens liturgisch voorgeschreven ritus, plechtig of eenvoudig gewijde begraafplaatsen. In de kerk mogen alleen resideerende bisschoppen, abten of prelaten, ook Pausen, vorstelijke personen en kardinalen begraven worden.

Het kerkhof is voor ons een heilige plaats. Dit blijkt allereerst uit den inhoud der wijdingsformules en gebeden maar ook uit het feit, dat een kerkhof om dezelfde reden ontwijd wordt en dientengevolge buiten gebruik gesteld wordt, als een kerk.

De plechtige wijding geschiedt door een Bisschop, bekleed met witte koorkap; daags te voren is er midden op het kerkhof een houten kruis, zonder corpus, geplant in zoodanigen stand, dat de zijarmen naar Z. en N. wijzen; voor en achter en aan weerszijden van dit kruis worden aan de grenzen van het kerkhof eveneens op dezelfde wijze vier kruisen geplant van ongeveer manshoogte, het imiddenkruis iets hooger dan de andere vier. Ieder kruis is op den top en op beide zijarmen

OUDE BOETEKRUISEN BIJ ESSCHENBACH. (Franken.)

51