OUD EN NIEUW

Vlaanderen is rijk aan schoone, oude bouwwerken en m het reisseizoen is daarvoor van de zijde der toeristen veel belangstelling. In Brugge b.v. trekken in de maanden Juli en Augustus drommen Amerikanen en Engelschen binnen, zij vullen de stille straten met rumoer, zij jagen met motorbooten de zwanen op in de grachten en op de meest vermaarde punten zitten naast en achter elkander tientallen vreemd-uitgedoste schilders en schilderessen gewapend met schetsboeken, spandoeken, ezels, krukken, waterpotten, verfkisten, penseelen en potlooden, wijzend en turend naar hetgeen bun oog bekoort, zóó dat de normale voetganger vaak moeilijk doortocht vindt.

Als Brugge dood is, dan kan men dat niet pijnlijker ervaren dan staande te midden van zulk een groep aquarelleerende en pointilleerende Amerikanen die als een beschimmeld museumstuk afschilderen wat eens deel was van een fel en rijk-bewogen leven; een kwast die het bestaan zou hebben in vroeger dagen in deze stadswijken aan 't schilderen te gaan, zou zijn omvergeloopen of wel weggejaagd.

Willen wij van het schoone oude, dat Brugge, Gent en zooveel andere plaatsen in Vlaanderen ons geven iets leeren van positieve waarde, dan is het noodig om ons l°s te maken van de picturale, de uiterlijke bewondering die tot een taaie, vervelende conventie geworden ls en moeten wij de gebouwen, de grachten, de straten, de pleinen zien gelijk zij zijn ontstaan, gegroeid vanuit het volle leven als dingen van nooddruft, schoon doordat zij die ze maakten zoo zuiver aanvoelden den aard, het type, de soort ervan en er den karakteristieken vorm voor vonden, krachtig en groot. En in dit licht bezien blijkt deze oude architectuur in meerdere opzichten volstrekt niet oud te zijn en vinden wij er zeer veel dingen in die wij door een menigte van oorZaken en vooroordeelen hebben verleerd te maken, doch die ook voor onzen tijd uiterst dienstig en doelmatig zijn en die ook nu nog zonder forceeren kunnen worden toegepast en opgeheven in de sfeer van het schoone. Het is juist, het als iets schilderachtigs bezien van het oude dat ons dit tot onwerkelijkheid heeft gemaakt, en het verder van ons verwijderde als het in¬

derdaad van ons verwijderd ligt. Ook de neo-GothiKers en zij die neo-Romaansch bouwden, hebben er voor een goed deel met een picturalen kijk tegenover gestaan, zij hebben het als 't ware „in steen nageschilderd, het copieerende van den buitenkant als iets

JERUZALEMKERK TE BRUGGE.

53