122

WAAROM HEEFT ZWEDEN GEEN OORLOG

De beide Staten had men tot een werkelijken Bondsstaat aaneen moeten smeden. Hiervan zou echter het gevolg geweest zijn, dat niet slechts Noorwegens Storthing, maar ook de oeroude Rijksdag van Zweden, tot een gewonen landdag zou zijn gedegradeerd en dat voor de rest onze geheele grondwet, de vrucht van een duizendjarige zelfstandige ontwikkeling had moeten worden gewijzigd. Geen Zweed kon bij zulke vooruitzichten ook slechts één oogenblik aarzelen. De Unie bleek ons niet het honderdste deel van zulk een offer waard. Om deze redenen een oorlog te beginnen, zou voor het Zweedsche volk pure dwaasheid zijn geweest.

Dit doel van een oorlog, het wederopstellen en doen herleven der Unie was dus a priori uitgesloten. Men voert geen oorlog voor iets, wat men niet hebben wil. Van de vele gronden, die Zweden ertoe hadden kunnen brengen de wapens op te vatten, bleef alleen de volgende over; de verovering van Noorwegen en de inlijving van een deel van Noorwegen bij Zweden. Menig Zweed was niet afkeerig van deze gedachte. We zullen zien, waarom ook deze niet tot uitvoering kwam.

Ook hier hebben wij tusschen stemmingen van het volk in het algemeen en koel berekenend overleg onderscheid te maken. De gedachte, het gewezen broedervolk door verovering van een stuk land te verzwakken, streed tegen het gevoel der meerderheid, en eene onderwerping van het geheele land moest alleen reeds door de daaraan verbonden moeilijkheden totaal onzin lijken. Hoe verbitterd men ook op de Noren was, men dacht er geen oogenblik aan, zulk eene verregaand gevaarlijke daad van geweld te plegen. Op zijn hoogst bracht men de vraag te berde omtrent de Noordelijkste aan Rusland grenzende deelen van het land, waar Zweden groote oeconomische belangen te beschermen had. De koele berekening kwam echter hier aan de zooeven genoemde gezindheid des volks, die bij de gedachte aan verovering weifelde, te hulp. De beweegredenen, die hierbij overwegend waren, werden niet luid uitgesproken en niet in de pers uiteengezet, maar ze kwamen in de geheime zittingen der partijen en Kamers van den Rijksdag, waar het leidend principe der besluiten werd aangegeven, aan het