ELECTROCULT UUR.

155

Op verschillende gronden kwam ik tot het besluit, dat de oorzaak waarschijnlijk gelegen is in de electrische stroomen, waarvan wij de uitwerking in het noorderlicht waarnemen. Deze stroomen gaan van den dampkring naar de aarde of omgekeerd, en niet alleen werd bij gelegenheid der internationale poolexpeditie van 1882-84 hun bestaan bewezen, maar voor zoover de omstandigheden zulks toelieten, werden zij ook gemeten.

Een der redenen, waarom ik de bijzondere ontwikkeling der gewassen in de poolstreken aan de werking der electriciteit toeschrijf, is de volgende:

De physiologie der planten geeft ons een bevredigende verklaring van de verrichtingen van de meeste organen der planten en voldoenden grond voor hun bestaan en voor de verschillende vormen, waaronder zij voorkomen. Dit is echter niet het geval met de naalden der coniferen en met de baarden aan de aren der meeste graansoorten.

Daar in de oneindige werkplaats der natuur niets zonder doel is, zoo moeten deze naalden en baarden ook noodzakelijk een of andere functie te vervullen hebben. Hun bouw is inderdaad zeer geschikt om de electriciteit uit de lucht naar de aarde te leiden en omgekeerd, d.i. zij kunnen dezelfde werking verrichten als metalen punten, die in geleidende verbinding staan met de aarde. De aanwezigheid van electriciteit in de lucht stelt hun in staat die taak ook werkelijk te vervullen. Door een proef bij gelegenheid der bovengenoemde expeditie in Lapland genomen, werd het hoogst waarschijnlijk, dat zij inderdaad het middel zijn, waardoor electriciteit uit den dampkring in de aarde sovergaat. Daarmee is echter nog niet beslist, dat die stroom een gunstigen invloed op den wasdom uitoefent: dit moest door proeven bewezen worden en juist dit onderzoek is het onderwerp dezer verhandeling.«

Nu volgt de beschouwing over de jaarringen, die in het Juli-artikel1 werd medegedeeld en een bespiegeling over het verband tusschen zonnevlekken, noorderlicht en plantengroei, die wij, omniette uitvoerig te worden, hier met stilzwijgen voorbijgaan, en daarna gaat de schrijver over tot een uitgebreid verslag zijner proeven, van 1885 tot 1900.

De eerste proeven werden in het jaar 1885 op zeer kleine schaal in het laboratorium te Helsingfors genomen en wel met gerst, tarwe en rogge. Boven de planten werd een metalen net gespannen, terwijl de aarde in de potten in geleidende verbinding gebracht werd met den

1) blz. 40.