156

ELECTROCULTUUR.

grond; door de draden van het net kon de stroom van een electriseermachine geleid worden. Zoodra de proeven met gunstigen uitslag bekroond waren en het gebleken was, dat de planten, die aan den stroom waren blootgesteld, die, welke tot controle moesten dienen, verre in ontwikkeling overtroffen, werden de proeven op een akker buiten Helsingfors herhaald, met den uitslag dat knollen, aardappelen en vele andere gewassen een veel grooter oogst leverden, terwijl tot Lemströms's verbazing de koolsoorten, die aan de werking der electriciteit werden blootgesteld, juist veel minder gunstig tierden dan die op het contróleveld. Uit latere proeven is gebleken, dat dit laatste het gevolg was van gebrek aan water.

Op grooter schaal op het landgoed Brö'thorp in de provincie Nijland en later in Boergondië op een akker van Baron Thénard herhaald, leidden de eerste proeven tot de uitkomsten, dat de oogst aan tarwe die der contröleakkers met 45 pCt., overtrof; die aan gerst met 45 tot 85 pCt.; de laatstgenoemde proeven bevestigden deze gunstige uitkomst, maar in mindere mate, daar de omstandigheden veel minder gunstig waren; daarbij bleek echter, dat de werking der electriciteit niet altijd gunstig is; terwijl de aardbeienbedden, die met electriciteit behandeld werden, er aanvankelijk veel beter bij stonden dan de contrólebedden, kwam daarin een omkeer, toen acht dagen lang de zon brandde en er een geweldige hitte heerschte; ten slotte bleek, dat onder die omstandigheden de electriciteit den wasdom geschaad had.

Dit alles geschiedde tusschen 1885 en 1890; in 1898 vatte Lemström zijn onderzoek weer op; daarvoor bouwde hij een ander type van electriseermachine, waarbij de schijven der machine van Holtz door een soort van trommels vervangen zijn, en die, naar zijn opgaven, drie- of viermaal zooveel electriciteit levert dan de gewone en waarmee men in staat is een veel uitgebreider net van electriciteit te voorzien. De uitkomsten der proeven, die gedurende eenige jaren met dezen toestel in verschillende omstandigheden op verschillende velden genomen werden, bevestigen de meening omtrent den weldadigen invloed, dien de electriciteit op den groei der planten uitoefent.

»De werkingen der beide electriciteiten«, zegt Lemström ten slotte, skunnen aldus nader omschreven worden: De negatieve, die van de aarde door de planten naar de punten van het dradennet gaat, bevordert de opwaartsche beweging van het water met de daarin opgeloste stoffen door de wortels naar de haarhuizen der planten en heeft een kracht;ger omloop der plantensappen ten gevolge.

»De positieve electriciteit voert den planten de bestanddeelen der lucht toe, dus behalve zuurstof en stikstof, ook water, koolzuur, ozon,