452

PROFESSOR DUNBARS'S MEENING

konden voortbrengen, die niet met de moedercellen overeenkwamen (Pleomorphismus), verwierp men even onvoorwaardelijk als de mogelijkheid, dat de individuen zelve onder den invloed van gewijzigde levensvoorwaarden in staat zouden zijn andere vormen aan te nemen (Polymorphismus). Wel had men iets dergelijks voor de schimmels toegegeven, maar sommige moeielijkheden bij de proeven waren onoverkomelijk gebleken, daar het niet gelukt was met „reinculturen" te werken, d.i. met culturen van microben, waarbij de mogelijkheid van verontreiniging uitgesloten was. Alle pogingen, tot nog toe aangewend, om het ontstaan van bacteriën uit bestaande organismen te verklaren, waren mislukt; de wetenschap kende niet het minste verband tusschen bacteriën, schimmels en gistcellen aan den éénen en hooger staande cryptogamen aan den anderen kant. Integendeel bestond er een scherpe afscheiding tusschen alle organismen, die chlorophyl bevatten en die welke deze stof misten. Ook had men tot nog toe bij het bacteriologisch onderzoek nooit aan reinculturen van algencellen gedacht.

Professor Dunbar, hoofd van het hygiënisch instituut van Hamburg, die zich sedert de cholera-epidemie van het jaar 1892 onophoudelijk met het wetenschappelijk onderzoek van het water uit de stroomgebieden van Elbe, Oder en Weichsel bezig houdt, slaagde er in 1896 in, de reincultuur te verkrijgen van een algencel uit de familie der „Palmellaceeën. Algen of wieren verschillen van bacteriën, gistcellen en schimmels in de eerste plaats da&rin, dat zij, evenals alle hoogere planten chlorophyl of bladgroen bevatten, terwijl dit aan alle zwammen ontbreekt. Deze reincultuur van algencellen vormde het uitgangspunt of den grondslag van een reeks onderzoekingen, waarvan de uitkomsten zoo juist publiek gemaakt zijn (1). Onder zijn wateronderzoek kwam bij Dunbar het vermoeden op, dat hoe langer hoe sterker werd, dat „de bacteriën in den levenskring der bladgroenhoudende algencellen thuis behooren". Hij had in het binnenste van een algencel zoowel vormen aangetroffen, die op cholera-bacillen gelijken, als eigenaardige, stervormig gerangschikte staafjes en was tot de overtuiging gekomen, dat deze vormen ontstaan waren op de plaats, waar hij ze waarnam. Toen hij nu van zijn „reincultuur" een gedeelte in gedistilleerd water bracht en een ander deel in gesteriliseerd water uit de Elbe, nam hij waar, dat na verloop van eenigen tijd in dit laatste naast de algencellen bacteriën ontstaan waren. De flesschen met water waren onaangeroerd gebleven en de mogelijkheid van ontwikkeling der bacteriën door verontreiniging was dus uitgesloten. Dunbar leidde daaruit af, dat de minerale bijmengselen

1) „Zür Frage der Stellung der Bakteriën, Hefen und Schimmelpilze im System" — aus die Entstehung van Bakteriën, Hefen und Schimmelpilze, Algenzellen. Verlag van R. Oldenbourg, München—Berlin.