OVER HET ONTSTAAN DER BACTERIËN.

45 3

van het water uit de Elbe er aanleiding toe gaven dat de algencellen bacteriën voortbrachten, en dezen gedachtengang volgde hij bij een lange reeks van proeven, even consequent als scherpzinnig voortgezet, met de reincultuur van algencellen van het jaar 1896.

Het is hem na langdurige voorafgaande onderzoekingen, waarbij teleurstellingen hem niet bespaard bleven, eindelijk gelukt, onder bepaalde omstandigheden uit de algencellen zijner reincultuur zoowel bacteriën en gistcellen als schimmels te zien ontstaan. Dunbar onderwerpt nu deze hoogst merkwaardige onderzoekingen aan het oordeel zijner vakgenooten en, terwijl hij nauwkeurig den weg aangeeft, dien hij, om tot zijn doel te geraken gevolgd heeft, verwacht hij van de contröleproeven van anderen niet anders dan de bevestiging zijner ontdekking.

Daar bacteriën, evenzeer als schimmels en gistcellen, overal in de wereld en vooral in de omgeving van den mensch voorkomen, eischen onderzoekingen als die van Dunbar meer dan gewone voorzorgen om allerlei bronnen van fouten te vermijden. Iedereen, die met de techniek van bacteriologisch werk in het laboratorium bekend is, weet, hoe men met het oog op het vermijden van kiemen, de reinheid schijnbaar overdrijven moet, zal men werk leveren, waarop geen gegronde aanmerkingen te maken zijn. Niet alleen moeten alle instrumenten en vaten, evenals de voedingsbodem en de vloeistoffen, die bij de proeven dienen moeten, zeker vrij van kiemen zijn, maar ook besmetting door de lucht moet, voor zoover het kan, onmogelijk gemaakt worden. De vaten, voedingsbodems, vloeistoffen en pipetten, die men bij de proeven gebruikte, werden daarom onder IJ atmospheren druk een uur lang in gesloten vaten tot 128 graden verhit. Tegen de aanwezigheid van stof in het laboratorium werden de krachtigste maatregelen genomen, door regelmatig olieën van het linoleum, dat den grond bedekte, en het bevochtigen der tafels met een 25 percents glycerine-alcohol oplossing. Bij het begin van proeven, waarbij de reincultuur op een anderen bodem overgebracht of met andere stoffen vermengd zou worden, werden alle vensters, deuren en andere openingen gesloten, om zooveel mogelijk alle beweging der lucht te vermijden, en bij alle proeven droegen de laboranten pas gewasschen linnen kleeren.

Bij aanwending van deze voorzorgsmaatregelen maakte Dunbar de opmerking, dat na de bijvoeging van zekere scheikundige middelen, binnen een bepaald aantal dagen, soms reeds na vijf, somtijds eerst na langer tijd, in de groene cellen van zijn reincultuur, afgezien van veranderingen in den vorm der cellen zelve, besliste wijzigingen plaats grepen, als : verdwijnen van het bladgroen, ontstaan van een of meer heldere, sterk lichtbrekende kogeltjes, vermeerdering dezer lichte, bolvormige voorwerpen, bersting van het celvlies, uittreden van den inhoud en omzetting daarvan in verschillende vormen van bacteriën: