VAN HET IJZER UITGEVONDEN ?

457

Het zoeken van zulk een centrum voor het ijzer was het onderwerp eener rede, op 26 Januari 1907 door Dr. Waldemar Belck in eene bijeenkomst van de Berliner Gesellschaft für Anthropologie, Ethnologie und Ur-geschichte gehouden.

Dr. Belck ging bij zijn onderzoek in de eerste plaats van het Oude Testament uit.

Uit die oude oorkonden der Israëlieten blijkt dan, dat deze als eersten bewerker van koper zoowel als van ijzer Tubal-Kain (kan beteekenen: de smid Tabal) noemden, dien zij niet als een hunner voorouders beschouwden. Uit Egypte brachten zij de kennis van het gebruik en de bearbeiding van koper (brons) mede. IJzer schijnt hun tijdens hun verblijf in de woestijn onbekend te zijn geweest. Wel is omtrent het uitsluitend gebruik van koper voor den tabernakel de onderstelling geopperd, dat hiervoor ritueele redenen zouden bestaan hebben, maar hiertegenover staat, dat tegen het gebruik van ijzer aan Salomo's tempel geenerlei bezwaren geopperd werden. Intusschen wordt met deze bewering van onbekendheid niet bedoeld, dat niet enkele voorwerpen van ijzer, ringen b.v. als sieraden, enz. voorhanden zouden kunnen geweest zijn; maar alleen, dat ijzer niet in algemeen gebruik was. Met ijzer maakten de Israëlieten kennis, toen zij in aanraking kwamen met de Kanaanieten, die o.a. ijzeren strijdwagens bezaten (Jozua 17, vers 16 en 18, Richteren i vers 19 en 4 vers 3), en wier koning Og een ijzeren legerstede had (Deuterononium 3 vers 11); maar het zou nog langen tijd en wel ongeveer tot David's dood, ongeveer 1000 j. v. Chr. duren, alvorens zij zelve he tijzer bewerken konden. Zulks blijkt o.a. uit 1 Samuel 13 vers 19—22:

„In Israëls gansche land werd geen smid gevonden, want de Filistijnen hadden gezegd : Laten wij zorgen, dat de Israëlieten geen zwaard of speer vervaardigen! Daarom plachten al de Israëlieten naar het land der Filistijnen te gaan om zich, de een eene ploegschaar of een ploegijzer, de ander een bijl of een houweel te laten smeden. En als zij stomp waren, scherpten zij de ploegscharen en de ploegijzers, zooals zij gewoon waren de bijlen aan te zetten en de houweelen te slijpen.

„Dientengevolge werd in oorlogstijd zwaard noch speer bij eenig man van het gansche volk, dat bij Saul en Jonathan was, aangetroffen, maar Saul en zijn zoon Jonathan hadden ze wel."

Ook Salomons tempel moest nog gebouwd worden met behulp van den door Koning Hiram gezonden „wijzen man" (II Kronijken 2 vers 7), maar toen schijnt toch geleidelijk ook bij de Israëlieten de kennis van het bewerken van ijzer te zijn doorgedrongen. Met deze bijbelsche verhalen zijn de assyrische en babylonische in overeen-