14

WAT ZIJN KOMETEN EN METEOKEN ?

dergelijk schouwspel waargenomen sedert het jaar waarin de profeet zijn zending aanving.

Uit de gegevens, die Professor Newton bijeengebracht had, maakte hij op dat de meteoren van November tot een stelsel van kleine lichamen behooren, die zich met een periode van ongeveer het derde gedeelte eener eeuw, in een elliptische baan om de zon bewegen en dat de meteoren ongeveer over een tiende of een vijftiende dier baan verspreid zijn. Daaruit volgt, dat indien cle aarde dezen stroom meteoren van tegengestelde richting komende ontmoette, wij gedurende één of twee jaren een aanhoudenden stroom van meteoren zouden opvangen. De aarde neemt echter haar weg door de loopbaan van dien stroom op zulk een wijze, dat zij in sommige jaren vele ontmoet, en in andere de baan kruist in een minder bevolkt gedeelte, zoodat zij betrekkelijk weinige dier voorwerpen vangt, die door Kepler met de visschen der zee vergeleken zijn. Professor Newton wees op de mogelijkheid om den omloopstijd van dezen meteorenstroom om de zon te berekenen, maar deze berekening is eerst uitgevoerd door Professor Adams van Cambridge, denzelfden geleerde, die door berekening niet alleen het bestaan maar ook de juiste plaats van een nog onbekende planeet, Neptunus, aangetoond had. Hij voncl een omloopstijd van 33'/2 jaar en verkreeg daarmee uitkomsten, die goed overeenstemden met de waarneming.

Geheel onafhankelijk van den arbeid van anderen op dit gebied, heeft Schiaparelli van Milaan een nauwkeurig onderzoek ingesteld naar de bewegingen en den oorsprong der meteoren. Hij had opgemerkt, dat vallende sterren talrijk zijn tusschen 9 en 11 Augustus, en dat zij altijd schenen uit te gaan van een bepaald punt in het sterrenbeeld Perseus; na een ingespannen arbeid vond hij sporen van een verband tusschen deze meteoren en de komeet van 1862, die door Lewis Swift van Denver ontdekt was; een reeks van met groote zorg uitgevoerde berekeningen bracht hem tot het besluit, dat dit verband niet toevallig is, maar een feit dat wiskunstig bewezen kan worden, dat namelijk de komeet en de meteoren tot een zelfden stroom van cosrnische stof behooren. Bij voortzetting van zijn onderzoek