DE DAGERAAD VAN HET LEVEN EN VAN DE MENSCH HEID OP AARDE.1

Nadat, ten gevolge van ontzaglijke omwentelingen in de oneindige wereldruimte, onze Aarde een zelfstandige bol was geworden, ontstonden op haar langzamerhand toestanden die veroorzaakten, dat de levensenergie, welke in alle materie aanwezig is, zich meer en meer differentieerde. Dit had in verschillende mate plaats en was op evolutie gegrond.

Door dit proces, de organische evolutie genoemd, ontstonden en ontstaan zonder ophouden allerlei vormen, waarbij de ontwikkeling door een ontzaglijk aantal uitwendige invloeden in even zoovele verschillende banen werd en wordt geleid.

Deze voerden volgens de natuurwetten niet allen tot een meer volkomen leven. Vele beginners moesten het pad der hoop op een in vol bewustzijn gevoerd bestaan verlaten, en uit den abnormalen toestand der materie dien wij leven noemen, terugkeeren in het oorspronkelijke, normale stadium van alle stof, namelijk in dat der onwerkzame of neutrale levensenergie. Zij stierven. Maar de meer bevoorrechten ontwikkelden zich, al was hunne ontwikkeling langzaam, ondenkbaar langzaam. Wanneer wij nu een vluchtigen blik

1) Bewerkt naar een artikel van Dr. Joseph Bayer, in de „Deutsche Bevue", met gebruikmaking vooral van Sophus Müller's „Urgesrhichfe Europas" en van Dr. Moritz Hoernes' „Die Urgeschichte des Menschen".

W. B. I, 1910. 18