VAN SET-MA LAGERLÖF.

345

aan den zoom van het struikgewas en plotseling stond ik als verblind door de lichtzee die zich over de wijde velden voor me uitstrekte; uit den omploegden grond stegen doorzichtige dampen omhoog, schitterend gekleurd door de felle zonnestralen. Aan den hemel waren de nevels vaneengescheurd die nu in purperen flarden afhingen, en door de lucht schenen fijne, gouden stofjes te zweven. Onder de boomen, waar het jonge loof de takken overdekte, heerschte echter een zonderlinge duisternis, en toen ik terugkeerde door die groene schemering na die zonverlichte vlakte te hebben aanschouwd, kwamen plotseling eenige versregels over mijn lippen:

Bei ar sa mörkt meier lindarna sa dngsligt stiïïa i vindarna.

(Het is zoo somber onder de linden, — de stilte van de lucht jaagt vrees aan.)

Wat was dat? Wat was er gebeurd? Ik bleef staan, bijna ademloos van verbazing. Dat rijmde. Dat waren verzen. Zou ik wezenlijk verzen kunnen maken?

Ik was vijftien jaar; al de dichtwerken die mijn vader bezat had ik gelezen: Tegnér, Runeberg, Lenngren, Stagnelius, Vitalis, Bellmann, Wallin, Dahlgren. Nooit was het echter bij me opgekomen dat ikzelf verzen zou kunnen maken. Verzen schrijven is zoo iets moois en zaligs, een gave die slechts enkele uitverkorenen bezitten, dichters van Gods genade.

Maar nu had ik wezenlijk een paar berijmde regels overluid gezegd. Ik herhaalde ze eenige malen en terwijl ik onder de boomen verder liep, zong ik ze zelfs. Ik was echter te zeer ontroerd om er nog andere regels aan toe te voegen.

Stel u voor opgegroeid te zijn als bedelaar en dat ge dan plotseling verneemt dat gij een koningszoon zijt. Stel u voor blind te zijn geweest en dat uw oogen eensklaps zien kunnen, of dat ge arm en ellendig zijt en dat onverwachts een fortuin voor u uit den hemel komt vallen; of dat ge u eenzaam en verlaten gevoelt en bij iemand een warm gul onthaal vindt. Stel u voor wat ge wilt, het grootste geluk dat ge u denken kunt, en dan zult ge de gewaarwordingen kunnen begrijpen die bij mij in dit oogenblik opwelden.