OVER HET RADIUM ALS GENEESMIDDEL.1

De physische geneesmethoden hebben bij haar invoering in de geneeskunde allen eerst tegen twijfel en wantrouwen te strijden gehad. Maar in spijt van alle tegenwerking is er toch steeds vooruitgang, en zoo schijnt het voor den opmerkzamen toeschouwer niet twijfelachtig dat de energie van radioactieve stoffen in de toekomst in den artsen ij schat der menschheid de plaats zal innemen die haar toekomt.

Want veel is veranderd in onze opvattingen omtrent de geneeskundige beteekenis der natuurkrachten in het algemeen. Zoo weten we thans zeker dat de goede werking onzer organen in hooge mate van de krachten, d.w.z. van de vormen van energie afhangt, en dat er verband bestaat tusschen de veranderingen der energievormen en het celleven.

Bij de beoordeeling van de kansen die zulk een nieuw ontdekte factor heeft om geneeskundig aangewend te worden, moet in de eerste plaats gevraagd worden welke physische eigenschappen zij heeft, die in staat zouden zijn om op het organische leven in te werken, een vraag die ten minste voor een deel door den natuurkundige moet beantwoord worden. Wij hebben dus bij het begin van elke physische geneesmethode eerst een natuurkundig vraagstuk op te lossen.

1) Naar een artikel van Friedrich Dessauer in de Deutsche Revue van November j. 1.