ABDIJ VAN EGMOND. REFTER.
DICTIONNAIRE RAISONNE DE L'ARCHITECTURE
PAR M. VIOLLET-LE-DUC, ARCHITECTE.
HOOFDSTUK II (Vervolg.) Uit het Fransch vertaald
KERKELIJKE BOUWKUNST. door M. v. d. Schrieck.
In de Kerkelijke bouwwerken uit het Romaansche tijdperk, liep het water op natuurlijke wijze langs de helling van het dak, zonder goten om het op te vangen en naar buiten af te voeren. De regen, die neerslaat op het groote dak A (37) loopt af op de dakbedekking der zijbeuken B en vandaar op den grond. In het begin
der 1 2e eeuw had men in regenachtige streken, zooals in Normandiƫ, de nadeelen van dit primitieve systeem reeds ondervonden; en men had goten aangebracht alleen aan den voet van de daken der zijbeuken, bij C, met uitspringende waterspuwers, zonder beeldhouwwerk Maar toen men heel groote kerken begon te bouwen,
344