— 686 —

zikaal-dramatische kunst in het algemeen, dus ook voor de Nederlandsche, is te veel en te groot, dan dat een artikeltje van den heer Canter daarvan iets kan wegnemen, en zeker niet als hij zich kwaad maakt over futiliteiten als ons Stadion-feest.

Noblesseoblige, mijnheer Canter!

Als u een groot, knap man is, moogt u niet klein zijn, en moogt ge geen klappen uitdeelen waar die niet verdiend zijn. Daarmede verliest gij de sympathie van de velen, die met een groot gedeelte van wat u zegt meegaan. En die het bewonderen en waardeeren dat iemand van uwe gaven zich in de rangen schaart van hen die strijden willen voor Nederlandsche kunst op Nederlandschen bodem.

Henry Engelen.

Ned. Taalkongres.

Naar men weet, zal in de laatste dagen van Augustus te Haarlem het 33ste Nederlandsch taal- en letterkundig kongres worden gehouden.

Volgens een rondschrijven aan de pers nu zullen in de algemeene vergaderingen van den 28sten en den 29sten de volgende sprekers de achter hunne namen vermelde onderwerpen behandelen: Dr. A. Beets, te Leiden, over: „Het Groot Woordenboek der Nederl. Taal". Ds. A. C. Schuller tot Peursum, te Amsterdam, over: Nicolaas Beets. Herman Robbers, te Schoorl, over: Hildebrand. Dr. A. H. de Hartog, te Haarlem, over: „De ziel vanl 880, de geest van 1 780". C. van Son, te Dordrecht, over: „2 jaren arbeid in dienst van den Nederlandschen stam". Mej. Cornelie van Zanten, te Berlijn, over: „Welke voordeden heeft de Nederlandsche Taal voor den zang"? Mej. Rosa de Guchtenaere, te Ledeberg bij Gent, over: „De opvoeding van het Vlaamsche meisje". R. M. Noto diningrat, te 's-Gravenhage, over: „Het Nederlandsch als beschavingsfaktor voor den Inlander". In de afdeehngsvergaderingen zullen het woord voeren: F. M. Knobel, te 's-Gravenhage, over: „De Nederlandsche taal in Zuid-Afrika". Prof. dr. H. D. J. Bodenstein, te Amsterdam, over: „De beteekenis van het Afrikaansch in den strijd om ons volksbestaan in ZuidAfrika". Frans van Laar, te Antwerpen, over: „Het onderwijs in de tweede taal". Dr. C. te Lintum, te Scheveningen, over: „Verkeerswegen tusschen Nederland en Vlaanderen, voorheen en thans". Prof. dr. G. A. T. Molengraaff, te Delft, over: „Volksopvoeding". Dr. H. C. Muller, te Utrecht, over: „De ver¬

spreiding der Nederlandsche taal en letteren buitenslands één der gewichtigste stambelangen". Mr. W. J. L. van Es, te Gouda, over: „Het Nederlandsch in het Vlaamsen gedeelte van Noord-Frankrijk". Ds. R. J. van derMeulen, te Amsterdam, over: „Nederlandsche godsdienstoefeningen in het buitenland ". Leo Meert, te St.-Nicolaas, over: „Een woord als inleiding tot het eerste Algem. Nederl. Handels- en Nijverheidskongres in 1916, uitgaande van het Vlaamsch Handelsverbond". Mr. Nico Gunzburg, te Antwerpen, over: „Behoort de taal aan den persoon of aan den grond; rechtspraak van één- en tweetalige landen". J. F. M. Sterck, te Haarlem, over: „Nieuwe mededeehngen over Roemer Visscher". W. Zonderland, te Harlingen, over: „De plaats, die de muziek in het geestelijk leven inneemt en in moest nemen". Dr.J. B. Schepers, te Haarlem, over: „Het Fries ten voorbeeld (waarschuwend en opwekkend) voor volken met taalstrijd". Dr. F. Buitenrust Hettema, te Zwolle, over: „Het Friese lied". Mr. J. C. Robbers, te Haarlem, over: „Dwaasheden in gedrukte taal". Dr. H. H. Knippenberg, te Venlo: over: „Een handschrift van I. Marchant, 1 7de eeuwsch dichter". Mevr. W. L. Boldingh Goemans, te Helder, over: „De Nieuwere Dichtkunst en de Philosophie der Vreugde". Ds. H. Thoden van Velzen, te Hilvarenbeek, over: „Het woord bewustzijn". J. Kleefstra, te 's-Gravenhage, over: „Nederlandsche tuchteloosheid". Dr. J. van der Valk, te Rotterdam, over: „Vergelijking tusschen de romans van Rhynvis Feith en Goethe's Werther".

Voor de Onbehuisden.

De ofhciëele opening van den Bazaar ten voordeele der vereeniging „Hulp voor Onbehuisden" is vastgesteld op den 1 9den October a.s., in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam, in tegenwoordigheid van verschillende autoriteiten.

Voor de afdeeling „Beeldende Kunst" zijn reeds zeer veel kunstwerken van bekende schilders ingekomen. De firma B u f f a zond een collectie etsen.

Inlichtingen voor deze afdeeling worden gaarne verstrekt door den sekretaris, den heer Gerard van Vliet, Nassaukade 154, Amsterdam, die ook de kunstwerken in ontvangst neemt.