- 707 —

Talrijke statistieken van de diverse sportbonden, ressorteerende onder het Ned. Olympisch Comité, staan mij ten dienste om aan te toonen hoe telken jare de beoefening der diverse takken van sport toeneemt. Maar in nog veel grooter mate vermeerdert het aantal kijkers, belangstellenden in het spel der jongeren.

En dat is ten deele in uw oogen concurrentie voor de kunst.

Als men een gulden heeft uit te geven en men bezoekt des middags een voetbalwedstrijd, heeft men geen duiten meer over om des avonds het veredelende program (!) van Flora te kunnen volgen of om in 't een of ander bioskooptheater eenige moorden of andere fantastische idioterie op t kille doek te gaan zien *). Ja, dat is wel erg jammer!!

„Sport is een middel om geld te verdienen", zegt de heer Wolf. Eilieve, is de kunst dat niet? In ons land wordt de kunst in 't openbaar uitsluitend om 't geld beoefend door bijna alle beoefenaars. De sport niet, geachte heer! Er is geen voetballer die geld ontvangt voor z'n spel-prestatie. En door de bonden en vereenigingen wordt al het geld, ontvangen door de sport, ook weer besteed aan de sport. Hebt gij 'n idee van de onkosten van 'n sport-organisatie ? Raadpleeg toch eens de financiëele afrekening van den Nederlandschen Voetbalbond! Geloof me, er is in Nederland bijna geen voetbalclub, die niet op zware lasten zit. Wat dat betreft kunnen de organisators van kunst en sport elkaar 'n handje geven. Doch dat gij geen notie hebt van de financiëele organisatie van ons sportwezen, blijkt wel in de eerste plaats daaruit, dat gij den bouw van het Stadion 'n uitsluitend financiëel ondernemen noemt. Er is misschien één man die er werkelijk financiëel voordeel uit trekt (ik reken de suppoosten enz. niet mee), doch overigens hebben de aandeelhouders vooruit kunnen weten, dat dit ondernemen nooit winstgevend kan zijn ; dat hoogstens n matige rente van kapitaal verkregen kon worden. Wel degelijk is dit Stadion opgericht vóór alles in 't belang van de jeugd ; en zeer zeker mag dit eerste Stadion op Nederlandschen bodem beschouwd worden als een monument voor de lichamelijke opvoeding van ons volk.

Dat de sport-rubrieken zoo uitvoerig zijn en allerlei takken van sport en lichaamsbeweging door de sportredacties beschermd en stelselmatig gepopulariseerd worden, — hoe kunt gij dat veroordeelen ? Dat is voor n deel daaraan te danken, dat aan jonge kerels met

*) De geachte inzender vergist zich : de "vreemde voetballers en hun kornuiten gaan juist altijd naar „Flora", meestal den avond vóór den wedstrijd ! . . . Maar de kijkers hebben den dag van den wedstrijd, als zij hun toegangsbiljet voor het Stadion betaald hebben, en hun biertjes en borrels waarmede zij, na afloop van den wedstrijd, de gezondheid der winners hebben gedronken, geen geld meer ! . . . En waarom juist naar ,,Flora" ot naar 'n bioskooptheater ? . . . Waarom niet naar Royaards, of naar den Stadsschouwburg, of naar het Concertgebouw ? — N H. W.

liefde voor hun vak, en tevens voor de sport, de leiding van deze rubrieken werd opgedragen, doch vóór alles : omdat de belangstelling voor de sport, van het groote publiek, aan de dagbladen eenvoudig 'n uitvoerige behandeling van dit onderwerp opdringt.

Dat er in verhouding veel te weinig aandacht aan kunst wordt besteed, — dat stem ik u gaarne toe; maar dat rechtvaardigt geenszins uw opinie dat er te veel aandacht aan sport besteed wordt. Trouwens, wat het laatste deel van uw weinig gelukkig artikel *) betreft, kan ik met u akkoord gaan.

Niet echter waar gij beweert dat sport geheel zonder schoonheid is. De voorbeelden van sport die gij hebt aangehaald, — ja, dat is sport die uit aesthetisch oogpunt walgelijk is: dat is geen sport.

Ik protesteer er dan ook in alle ernst tegen, dat gij in een blad als het uwe, gewijd aan de meest moderne uitingen van het leven, een dergelijke uitlegging van sport hebt gegeven. En ik mag u het verwijt niet onthouden, dat gij hier uw oordeel ten beste geeft over iets, waarvan gij blijkens hetgeen gij schreeft, absoluut geen verstand hebt.

Juist het internationalisme in de sport (dit wat betreft het onderwerp, dat de heer W o 1 f tot den ongemotiveerden aanval op de sport aanleiding gaf) is een enorme steun voor de verbroedering der volkeren. Nooit nog zijn bij internationale voetbalwedstrijden, hier of elders, volkerenjaloezie of rassenhaat aan 't licht gekomen; en ge kunt er van op aan, dat als straks, na beëindiging van dezen ellendigen wereldoorlog, de Fransche en Duitsche socialisten elkaar nog met bebloede koppen nijdig aankijken, wanneer men aarzelt om in denzelfden variété-schouwburg Russische **) en Servische artiesten samen te brengen, dat dan overal weer in vredigen kamp, tóch met alle energie, de sportmen van alle naties elkaar ontmoeten.

Veel zal er in den heeten volkerenkamp vernield en verbroken worden. Doch blijven zal de behoefte aan gezonde en aangename verpoozing. Blijven zal vóór alles : de noodzakelijkheid om het jonge geslacht lichamelijk sterk en veerkrachtig te maken voor den intens moeilijken strijd om het bestaan.

Daarvoor dient de sport. Daarom is de sport niet enkel meer 'n vermaak, maar zij is geworden, ondanks hare fouten, een belangrijk middel tot verheffing van het volkspeil.

Nevoh.

*) De opinies zijn verdeeld ! ... Wij kregen vele blijken van instemming.

Red.

**) De schrijver bedoelt: Oostenrijksche. — Red.