- 708 -

KI

eine Lva.

Blijspel in 3 bedrijven van Olga Ott, uit het Deensch vertaald door S.

Voor het eerst opgevoerd op Vrijdag 7 Augustus 1914, door de Kon. Ver. Het Nederl. Tooneel te Amsterdam-

Personen:

Dam, referendaris H. Schwab

Mevrouw Mary Dam W. Schwab-Weiman

Eva, hun dochter G. Lobo-Braakensiek

Dr. Niels Brun Ko v. Dijk

Ida Emma Morel

Mevrouw Kaas J. v. d. Hilst

Gerda, haar dochter Jetty Riecker

Mevrouw Petersen J. Fernantzen

Asta I , ii, Lina Klaasen

B> haar dochters a t eate ) Anniejurgens

Frits Kröjer, student Jac. Reule

Juffrouw Jensen, in dienst bij Dr- Brun, L. v- Korlaar-v- Dam

Mane, in dienst bij Dam M- Kemler

Een kruier V. Koster

Het is wel zéér te loven in den Raad van Beheer der Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel, dat hij in deze onaangename tijden den schouwburg geopend heeft en geopend houdt. En het mag dan ook als een prikkel om het publiek te trekken in deze — in véle opzichten, en nu wel voor schouwburg-bezoek extra moeilijke — Augustus-maand worden aangemerkt, dat reeds in de eerste week een première werd gegeven van een nieuw stuk.

En van een onbekende schrijfster.

Van Olga Ott toch, eene Deensche, werd in ons land nog géén stuk opgevoerd.

In haar geboorteland — zij zag te Randers, op Jutland, het levenslicht — werd eenige jaren geleden haar eerste tooneelwerk, een volksstuk: „De dochter van den portier", opgevoerd, te Kopenhagen; en daarna kwam haar tooneelspel: „Een man van zijn tijd". Haar derde, het thans in het Nederlandsch vertaalde blijspel „Kleine Eva", ging het vorig jaar voor het eerst in het Kopenhaagsche Volkstheater, en beleefde er meer dan honderd-vijftig achtereenvolgende opvoeringen. Ook in het Schiller-Theater te Berlijn werd het met sympathie ontvangen: het vond er een lang-aanhoudenden zeer Ievendigen bijval. Begrijpelijk dus dat de artistiek-adviseur van Het Nederlandsch Tooneel aanleiding vond om de schrijfster en haar werk ook ten onzent in te leiden.

Laat ik dadelijk zeggen dat de kennismaking van aangenamen aard is geweest en dat de schrijfster ook ten onzent sympathie heeft weten te wekken. Haar „Kleine Eva" is, dank zij het levendig en intelligent

spel der hoofdvertolkers, ook in onzen Stadsschouwburg zeer vriendelijk ontvangen.

Kleine Eva, de titelrol,is een vijftienjarig bakvischje dat even vroeg-rijp is als intelligent en nieuwsgierig. Haar naïveteit en haar intuïtieve, zorgzame moederlijkheid zijn aanleiding dat men haar veel vergeeft, dat men een vrouw van rijperen leeftijd kwalijk zou nemen... Zij is namelijk het dochtertje van een rijken referendaris, die ergens — waar weet hij zelf niet — een ónlegitieme volwassen dochter heeft, die hij maandelijks een som gelds stuurt voor haar onderhoud, door tusschenkomst van zijn vriend, den dokter. Door een toeval komt kleine Eva achter de wetenschap van het bestaan van deze jongedame, alleen: het is haar onbekend, evenals aan het meisje zelf, wie haar vader is. Eva zet het er nu op, te weten te komen, wiens naam het meisje moet dragen; en daar zij redenen meent te hebben om er den dokter van te verdenken, krijgen wij een alleraardigst tooneeltje van een samenspraak tusschen dezen en Eva en haar vriendinnetje: een bakvischje als zij. Het resultaat evenwel is, dat de dokter de vader niet blijkt te zijn ; maar Eva krijgt machtiging om met haar onderzoek voort te gaan. De porte-monnaie waarin het maandgeld voor de jongedame is vervat, en dien zij dienzelfden dag ook in handen van haar vader heeft gezien, zal haar daarbij goede diensten kunnen bewijzen. En dank zij dit hulpmiddel komt de vader dan ook spoedig vanzelf tot bekentenis.

Een met fijn gevoel geschreven tooneel van groote distinctie brengt den vader en het tot dan toe vaderIooze meisje tot elkaar, dank zij ook het beleidvol optreden van s mans ega. En de dokter, die zijn bedoelingen reeds van den aanvang af had doen blijken : toen hij Ida, de ouderlooze, die geen gezellig thuis had, zoo allervriendelijkst ontving en het haar aangenaam maakte,

— de dokter neemt Ida tot zijn vrouw en bespaart haar daardoor tevens een reis naar het Verre Westen, waar zij de liefdeloosheid van haar verwekker zou trachten te vergeten ....

Dit vriendelijke tooneelstuk, waarbij aan alle dames sympathieke rollen waren toebedeeld, — hoe zou men van een vrouwelijk auteur ook anders verwachten!

— werd door de meeste vertolkers vlot en verdienstelijk gespeeld. Vooral mevrouw Lobo-Braakensiek maakte van de titelrol een allerguitigste bakvisch, die wat deze te zeggen had met de noodige gevatheid lanceerde- tiaar optreden vooral in het tweede bedrijf was verbazend aardig, en het tot elkander brengen der beide echtgenooten, met papa's „illcgitime" er tusschen in, was niet te sentimenteel. Gewoonlijk geven zulke tooneeltjes nogaleens tot overgevoeligheid aanleiding.

Ook mevrouw Emma M o r e 1 wist precies hoe