TUE0D0RE ROOSEVELT.

5

Schijnbaar had hij in dien tijd déveine, maar feitelijk was dit toch niet zoo. Immers, ware hij burgemeester geworden, dan zou hij zich vermoedelijk weder gewijd hebben aan de engere politiek van een afzonderlijken staat, en zoo cle kans verloren hebben laten gaan zijne sporen in een uitgebreideren werkkring te verdienen.

Daarna trachtte hij tot Assistant Secretary of State benoemd te worden; maar andermaal diende het geluk hem door hem, in plaats van deze ondergeschikte betrekking met weinig zelfstandigheid, eene betrekking bij de Civil Service Commission te bezorgen, welke hij van 1889 tot 1895 bekleedde en waarvan hij weldra voorzitter werd.

Zijne vooruitzichten in de politiek schenen niet hoopvol, vooral omdat hij zijn eigen weg wenschte te volgen, zoodat hij in 1893 aan een vriend schreef dat zijne toekomst waarschijnlijk op letterkundig gebied liggen zou. Van 1895 tot 1897 was hij chef van de Police Commission in NewYork. Tal van vrienden achtten het aannemen van deze betrekking eene dwaasheid, omdat zij haar beneden zijne waardigheid achtten; maar zijn werk heeft bewezen hoe nuttig hij daarin geweest is.

Bij het uitbreken van den oorlog met Cuba trachtte Roosevelt, die toen Assistant Secretary for the Navy was, eene betrekking te krijgen bij den staf van Generaal Fitz Hugh Lee. Toen hem dit niet gelukte, besloot hij een regiment vrijwillige cavalerie op te richten en, na daartoe de goedkeuring van den President te hebben verkregen, riep hij zijne „Rouy/i-Riders", hoofdzakelijk bestaande uit zijne vrienden uit het Westen, bijeen, kleedde en bewapende hen, voorzag hen van paarden en binnen dertig dagen stonden zij te Tampa gereed. In deze daad ligt iets speciaal Rooseveltiaans. Van militaire aangelegenheden wist hij weinig, niet meer dan hij gedurende zijn driejarigen diensttijd als kapitein bij de Nationale Garde had opgestoken, maar hij was bereid om te leeren. Een vriend, Leonard Wood, haalde hij over om als kolonel bij de RouyhRiders op te treden, hoewel hij officier van gezondheid was, om zoowel hen als hun commandant tot leidsman in militaire zaken te dienen. Deze oogenschijnlijk ondoordachte