STENDHAL-VERKERING.

131

hart was, waarop deze, dit antwoord hoorende, schier van schrik bezwijmde, in de meening dat hij in de klauwen van een nieuw soort van geheime politie was gevallen. Deze neiging tot ontleden verklaart de veelvuldig voorkomende monologen in Beyle's novellen en het met opzet zich onthouden van natuurbeschrijvingen; het landschap had voor hem geen waarde, tenzij in verbinding met historie of ethiek. Dit verklaart ook het gewicht dat hij aan feiten toekende: „Er is geen oorspronkelijkheid of waarheid tenzij in kleinigheden", zooals hij een zijner personen laat zeggen. Vandaar zijne verwantschap met de moderne psychologie en het moderne realisme. Maar evenzoo als zijne geschrifien tot „de letterkunde der ideeën" behoorden — om Balzac's uitdrukking te gebruiken, hoewel diens onderscheid maken tusschen deze en de letterkunde der beelden tamelijk vaag is — zoo trekt Beyle als man van ideeën ook het meest tot onderzoek aan. Hij herhaalde voortdurend deze woorden: „ik ben op de ideeënjacht", of „ik heb eiken dag drie of vier kubieke voet nieuwe ideeën noodig, als een stoomboot kolen".

Wat dan waren deze ideeën van Beyle, zijne generalisatie van details, van les pelits faits vrais ?

Er is niets nieuws in Stendhal's zuiver persoonlijk hedonisme , 1 ofschoon hij zich dikwijls het air van een ontdekker geeft, alsof Epicurus en enkele anderen nooit bestaan hadden. Ook wat zijne houding tegenover den godsdienst betreft, behoorde hij veel meer in het verleden thuis dan in zijn eigen tijd of in de toekomst. Hij was geen scepticus, maar een atheïst. Voltaires uitspraak over de noodzakelijkheid een God te verzinnen, werd door hem als volgt verbeterd: „De eenige verontschuldiging voor God is, dat Hij niet bestaat". De geschiedenis der Schepping werd door hem op zulk een liederlijke wijze bespottelijk gemaakt, dat ik schroom die te beschrijven, daar ik vrees zelfs den meest vrijdenkenden geest te kwetsen, terwijl zijne beschrijving den toets van de meest onbekrompen

1) Hedonisme, genotsleer van: èdonè, genot. Aristippus, een van Socrates leerlingen was de grondlegger van deze philosophie.