132

STENDHAL-VE HEEK ING.

critiek niet zou kunnen doorstaan. Zijne voorstelling van alle godsdiensten was, „dat zij gegrondvest waren op de vreesachtigheid der meerderheid en op de handigheid van enkelen". Priesters waren menschen die „de deugd terugbrachten tot dezelfde drijfveer als die welke ons er toe brengt ons te onthouden van het eten van truffels uit angst voor een maagcatharr". Hij gaf de voorkeur aan het paganisme, dat inplaats van de menschen te gelasten afstand te doen van hunne hartstochten, deze op goede paden tracht te leiden. Daar hij echter meer bitter dan boosaardig was, wenschte hij de godsdiensten toch niet geheel en al uit te roeien, want „waarom zou men zijn priester niet evengoed betalen als zijn bakker?"

Wanneer wij nu echter zijne philosophie laag bij den grond en zijn atheïsme antediluviaansch noemen, moeten wdj het gewicht van Beyle voor de moderne wereld elders zoeken. Hoog boven alle petits faits bestond er voor hem een groot feit. Misschien heeft er nooit iemand geleefd, die zoo tot in hart en nieren egoïst was als hij, en alleen met dat woord kan men zijne persoonlijkheid juist aanduiden. Deze term wordt vrij van vooroordeel gebruikt; het is — of behoort althans te zijn — een volkomen neutrale definitie, eigenschappen aanduidend, die soms veel bewonderenswaardigs tot stand brengen, soms niet. Laten wij nu eens zien wat zij in dit geval tot stand brachten. Het wezen van het egoïsme is ongetwijfeld cle drang verschillend van andere menschen te zijn en te schijnen, en een van zijn meest bekende vormen is een geest van antagonisme, tegenspraak of hoe men het noemen wil. Beyle had dezen trek van kindsbeen af. Lees de beschrijving van zijne jongensjaren te Grenoble — hoe hij vitte op zijn vader, den advocaat, op Tante Séraphie, en op zijne onderwijzers. Tehuis was de geest koningsgezind en godsdienstig, behalve wat betreft zijn grootvader, Dr. Gagnon, die republikein en vrijdenker was; natuurlijk hield Marie Henri veel van zijn grootvader. Overigens was zijne zuster Pauline de eenige der familie met wie hij op goeden voet stond; mogelijkerwijze, omdat zij de eenige was, die in zijne opmerkingen behagen schepte. Geldgebrek was een voort-