PERUBALSEM.

311

hoort, bereikt een hoogte van 25, hoogstens 30 meter; zijn roodbruin hout is zwaar en buitengewoon vast; het is uitstekend bestand tegen de schadelijke invloeden van het weer en tegen de aanvallen van de termieten, zoodat het zelfs hooger geschat wordt dan mahonieen cederhout. De boomen, die den balsem voortbrengen, staan öf ieder op zichzelf öf in kleine groepen bij elkander; aanplantingen van eenigen omvang komen niet voor. Als eenige boomen in eikaars nabijheid staan, wordt er meestal een omheining om geplaatst; ook elk der alleenstaande boomen heeft zijn eigenaar, die in de nabijheid zijn hut bouwt.

Volgens den Amerikaanschen consul-generaal te San Salvador is het aftappen van den Perubalsem een hoogst omslachtig en langwijlig werk: als zoodanig is de balsem noch in den bast, noch in het hout voorhanden, maar hij wordt eerst gevormd door mechanische beschadiging van den bast of door verwarming. Om den balsem te verkrijgen^ gaat men als volgt te werk: met een steen of een of ander stomp werktuig klopt men, ongeveer een voet boven den grond, eenigen tijd tegen een stuk van den bast ter grootte van 25 bij 15 centimeter; daarop maakt men de buitenste laag der schors voorzichtig los en dan begint, na weinige dagen, de balsem zich af te zonderen, die in een aan den boom gehangen lap opgevangen wordt. Is de eerste stroom uitgeput, dan wordt de verwonde plek zacht verwarmd, waarop na verloop van acht dagen de balsem opnieuw te voorschijn komt. Is de aldus behandelde plek geheel uitgeput, dan wordt ten slotte de schors afgekrabd, fijn gestampt en in water uitgekookt, waardoor men den zoogenaamden »schorsbalsem« verkrijgt. Vervolgens wordt een even groote plek van den stam boven de vorige gelegen, onder handen genomen, en zoo stijgt men langzamerhand, ten slotte met behulp van een zeer primitieve stelling, tot een hoogte van 6 of 7 meter. Sterke boomen worden op verschillende plaatsen tegelijkertijd afgetapt; men ziet er dikwijls tot dertig lappen tegelijk aan hangen. Gemiddeld rekent men op een jaarlij ksche opbrengst van drie tot vier pond balsem per boom; men kan echter eerst beginnen af te tappen, als de boomen den ouderdom van tien jaar bereikt hebben.

Uit de gevulde lappen verkrijgt men den balsem door persen en uitkoken; deze zoogenaamde slappen bal sem« wordt dan, voordat hij m den handel gebracht wordt, in een bepaalde verhouding met den bovengenoemden ï>schorsbalsem« vermengd.

Wat zijn scheikundige samenstelling betreft bestaat de Perubalsem in hoofdzaak uit een mengsel van de ethers van Benzoëzuur en kaneelzuur en uit hars. Bovendien bevat hij nog vanilline en een eigen-