MANUSCRIPTEN VAN SHAKESPEABE.

Zooals aan onze lezers niet onbekend zal zijn, woedt sedert ongeveer een halve eeuw in de Britsche en NoordAmerikaansche pers een literaire strijd over de vraag of de tooneelspeler van Strafford aan de Avon wel de schrijver geweest is van die verzameling heerlijke werken, die den naam Shakespeare tot een der grootste namen op het gebied der dramatische kunst verheven hebben. Aan deze quaestie zijn een overgroot aantal tijdschrift-artikelen en brochures en ook eenige grootere werken gewijd, zoodat het een veel omvattende taak zijn zou eene geschiedenis van dien strijd te schrijven. En een vervelende taak bovendien, want hoeveel welsprekendheid ook van weerszijden ten beste gegeven is, toch vindt men maar zelden hooge critiek en veelal argumenten die door handelaars in antiquiteiten in de pen gegeven schijnen.

De ongeloovigen aan het auteurschap van de Zwaan van de Avon kunnen in twee hoofdgroepen gesplitst worden, in die welke in den eenen of anderen hoveling aan Elisabeths bof, in Bacon, Rutland, Pembroke of Southampton den waren schrijver en dichter zien en in die, welke zich bepalen tot de bewering, dat het grootste gedeelte van Shakespeare's arbeid niet van den tooneelspeler van dien naam afkomstig zijn kan, maar zich van hypothesen omtrent den werkelijken schrijver onthouden.

Onder die ongeloovigen mag men niet hen rangschikken,