194

OVER DE BEWEERDE MINDERWAARDIGHEID

gebogen, enz. In het algemeen zijn verhevenheden en uitsteeksels, zoowel als inbuigingen, terugwijkingen en plooien bij den man meer geprononceerd dan bij de vrouw.

Deze verschillen kunnen het gevolg zijn van verschillende oorzaken, onder anderen van den lichamelijken arbeid der betrokken personen.

Van mannen die een zittend leven leiden, zooals b.v. van de meeste geleerden, gelijkt de wervelkolom veel meer op die der normale vrouw dan van mannen, als b.v. veldarbeiders, die zwaren lichamelijken arbeid verrichten.

Onder de verschillen is er geen, dat op verschil in intellectueele of psychische eigenschappen of aanleg wijst.

Gestalte en gewicht.

Naar ons aller dagelijksche ondervinding is er een zeer zichtbaar verschil in gestalte tusschen man en vrouw.

De man is langer en breeder, zijn spieren zijn harder, zijn blik en zijn bewegingen zijn meer beslist, 'hij maakt een indruk van moed en kracht, terwijl de vrouw ons treft door de meerdere teerheid harer trekken, de mindere beslistheid harer bewegingen, de meerdere langzaamheid van haar gang.

Bij kinderen onder de 10 a 12 jaar meent men dit onderscheid reeds te kunnen ontdekken, maar het is niet geheel zeker of men niet vooral met een onderscheid door wijze van opvoeding en in uiterlijk voorkomen door kleeding te doen heeft. Na het 10de en 12de jaar tot aan het 16de gaan de meisjes sneller vooruit dan de jongens, maar dan vertraagt de groei om niet lang na het 20ste jaar geheel op te houden. De jongens daarentegen beginnen volgens tal van anthropometrische studiën drie jaar later dan de meisjes, dus op hun 14de a 16de jaar sterker te groeien en blijven dit doen tot hun 25ste. Onder de keerkringen kunnen deze cijfers één lager, in koude streken één hooger zijn.

Over het algemeen zijn de mannen langer dan de vrouwen ; maar omtrent het gemiddeld verschil in lengte is men het niet eens. Voor Frankrijk vermeldt b.v. Topinard een ver-