HET OPSTIJGEN VAN HET WATEK IN DE PLANTEN.

231

bij bet sandelhout en brazielhout, bruinachtig groen bij het pokhout en geel of bruinachtig bij het eikenhout.

Nu ligt het voor de hand de vraag te stellen of bij deze z.g. kernboomen de beide samenstellende deelen even goed het water vervoeren. Het antwoord hierop wordt gegeven door de volgende proef. Een ringvormig stuk van het splint wwdt verwijderd, en het verdorren der bladeren toont aan, dat het vervoer van het water door het splint geschiedt. Bij splintboomen doet een dergelijke verwijdering geen schade, dus hebben de oude deelen van den stam hun geleidingsvermogen niet geheel verloren. Of echter deze alleen voldoende zijn voor een behoorlijk vervoer, dat kan alleen worden vastgesteld, als men geen korte, maar zeer lange, ringvormige stukken van het hout wegneemt.

Om de wegen langs welke het water vervoerd wordt op te sporen, heeft men reeds sedert twee eeuwen gebruik gemaakt van gekleurde oplossingen b.v. van eosine. Maar alvorens deze proef te bespreken, is het noodig iets te zeggen omtrent de anatomische samenstelling van het hout. Dit bestaat uit vaten, houtparenchym en tracheiden.

Indien men met een vergrootglas de oppervlakte van een glad-geschaafde doorsnede van een beuken- of eikenstam beziet, dan zal men daar een buitengewoon groot aantal kleine openingen bemerken, die den indruk maken alsof het hout overal met zeer fijne naalden is doorboord. Bij het eikenhout kan men die openingen, zelfs met het ongewapend oog, gemakkelijk zien, en zelfs een paarden-of borstelhaar er diep insteken. Dit bewijst, dat die openingen de dwarse doorsneden zijn van buizen. Bij een overlangsche doorsnede van het hout komen die holten duidelijk te voorschijn ; het duidelijkst natuurlijk bij een sterke vergrooting door het microscoop. Aan die buizen geeft men den naam van vaten. Men kan zich zulk een vat voorstellen als te bestaan uit een reeks van boven elkaar geplaatste tonnen, wier bodems met uitzondering van de bovenste en onderste, zijn weggenomen. Stellen we nu voor het woord ton het woord cel in de plaats, dan kunnen we dus een vat beschouwen als een reeks boven elkaar geplaatste cellen, die met elkaar in open verbinding staan.