352

EENIGE AANTEEKENINGEN OMTRENT HET

geheel Vóór-Indië gevoelens van den bittersten haat hebben opgewekt.

Dr. Wn Ting-Fang LL. D., gewezen Chineesch gezant in de Vereenigde Staten en Lid van het Haagsche Hof van Arbitrage, zegt eveneens, sprekende over Australië en de Chineesche immigratie aldaar, dat „het China in haar tegenwoordige bijzondere omstandigheden physiek onmogelijk is zich tegen de handelingen der regeering van Australië te verzetten, maar dat de bestaande toestand niet te vereenigen is met het lofwaardig doel van het Congres, dat de goede verstandhouding en vriendschappelijke gevoelens tusschen Westersche en Oostersche volkeren tracht te bevorderen, welk doel niet zal worden bereikt, zoo lang Australië bij zijn tegenwoordig stelsel volhardt." 1 Natuurlijk hebben de Britsche koloniën geen reden tot billijke klachten, wanneer China hun voorbeeld volgt.

Sir John Macdonnell geeft duidelijk te kennen, dat deze klachten verre van ongemotiveerd zijn; en Professor Yastchenko, hoogleeraar in de Rechten aan de Universiteit te Dorpat, is van hetzelfde gevoelen. En wijlen Sir C. Dilke zegt: „Er kan ongelukkigerwijze niet aan getwijfeld worden of het beginsel van gelijke behandeling van blanken en kleurlingen heeft in de wetgeving van de Engelsch sprekende volken nog geen wortel kunnen schieten. Men behoeft alleen maar te wijzen op het opnemen van een „huidkleurslagboom" in de allernieuwste constituties van onze koloniën en op het feit, dat de Indische regeering, hoewel gesteund door het Moederland, er onlangs niet in geslaagd is van sommige Britsche koloniën gedaan te krijgen dat aan Indische immigranten, hoewel Britsche onderdanen, die behandeling verzekerd werd, die wij hun eens konden verzekeren.2

Met het oog op de toekomst oppert D r. W a 11 h e r Schücking, hoogleeraar in de rechten aan de Universiteit te Marburg, het practisch denkbeeld, dat de Britsche

1) Bl. 131.

2) Bl. 313.

3) Bl. 397.