426

DE VEREENIGDE STATEN DER WERELD

niet verdwijnen; daarentegen zal ziekte als het ware niet meer voorkomen, wanneer de menschen niet meer het onberaden verwekken van kinderen zullen gedoogen in omstandigheden, waardoor die kinderen lichamelijk, geestelijk of zedelijk minderwaardig, en zoo een gevaar voor zichzelven in de gemeenschap worden.

De onrechtvaardigheid, het ondoordachte ruwe geweld, de onbillijke wetten, waarvan onderdrukking het gevolg is, zullen verdwijnen op den dag, waarop de beschaafde en goed onderwezen volken begrepen zullen hebben, dat hun stoffelijke belangen en hun aandeel in de vreugde des levens zullen vermeerderen door rechtvaardigheid, zachtmoedigheid en aanhoudende zorg om niemand te benadeelen of te schaden. Op dat oogenblik zullen er dan van zelf verstandige regeeringen ontstaan, die de onderlinge bescherming organiseeren en het streven van ieder om persoonlijk gelukkig te worden en het geluk van anderen te bevorderen, wat elkander volstrekt niet uitsluit, aanmoedigen en weten te verbinden.

Wat de smarten betreft, waarvan de oorzaak bij ons zeiven ligt, die zullen reeds te boven gekomen zijn door hen, die gezond naar lichaam en geest, eveneens geoefende vermogens bezitten, bevrijd van valsche voorstellingen en wier kennis, wil en doorzicht ontwikkeld zijn.

Na aldus de beweegredenen van alle menschelijke daden teruggevoerd te hebben tot het onmiddellijk zoeken van het levensgeluk, toont K'ang Yeoe-Wei aan, hoe door een blindelingsche jacht naar eigen vreugde en genoegens, de menschen zich eiken dag verder van het doel verwijderen dat zij willen bereiken, herinnert eraan, dat het kwaad aan anderen veroorzaakt, vroeg of laat de vreugde van den zelfzuchtige zal verminderen, hetzij door clat een ieder zich van hem afkeert, hetzij door dat hij onmiddellijken en ruwen tegenstand ondervindt.

Op deze eenige en machtige beweegreden van al onze handelingen vestigt K'ang Yeoe-Wei de onwrikbare basis van zijn sociaal gebouw. Hij werpt alles omver, wetten en gewoonten, alles wat ons door onze nog onbeschaafde voorouders is vermaakt, wier geest niet bevrijd was van den