124

HED ENDA AGSCH E Dl EETQÜAESTIES.

bare bestanddeelen aan toe te voegen om een normaal verloop van het spijsverteringsproces in zijn geheel mogelijk te maken.

De vreemdste begrippen zijn tegenwoordig onder het publiek in omloop over de vraag of wit dan wel donker vleesch het best verdragen wordt.

Oorspronkelijk heette het slechts, dat men bij jicht- en nierlijders alleen wit vleesch moest toestaan en donker vleesch verbieden. Later breidde men dit uit tot haast alle ziekelijke toestanden van maag, darmen, hart, bloedvaten, lever, gewricht- en zenuwziekten van den meest verschillenden aard. Het is verbazend, welk een invloed de leer van het schadelijke van donker vleesch heeft verkregen. In Duitschland heeft zij gelukkig nimmer veel instemming gevonden. Elders evenwel, b.v. in Oostenrijk, Hongarije, in Rusland en vooral in al de Romaansche landen is hieruit binnen enkele jaren bij artsen en leeken een algemeen vooroordeel of liever bijgeloovige vrees ontstaan voor het donkere vleesch. Ongeveer 10 jaren geleden ben ik, op grond van stofwisselingsonderzoekingen bij gezonden en zieken en van nieuwe onderzoekingen over de chemie van het vleesch, tegen deze dwaze theorieën opgetreden, doch eerst in den laatsten tijd begint er zich een strooming in tegenovergestelden zin te vertoonen en is het gebleken dat het niet eens zin heeft zelfs bij jicht- en nierlijders zulk een onderscheid te maken.

Bij het donkere vleesch en in het bijzonder bij ossenvleesch was men bevreesd voor het hooge gehalte aan zoogenaamde extractiefstoffen, onder welke evenwel alleen die welke urinezuur vormen een schadelijke rol kunnen spelen. En inderdaad, het vleesch van volwassen dieren, welker spieren het maximum van arbeidsvermogen bezitten, is rijker aan extractiefstoffen dan dat van jonge beesten.

Daarentegen is het laatste weer veel rijker aan celkernen en juist deze leveren een voorname bron voor het urinezuur vormend materiaal. De meerdere rijkdom aan celkernen weegt tegen het geringere gehalte aan extractiefstoffen op, zoodat er .uit een gewichtseenheid kalfsvleesch nauwelijks minder urinezuur ontstaat dan uit eenzelfde hoeveelheid ossen vleesch.