240

PRINS ITO ALS PATRIOT EN STAATSMAN.

wet op het papier hebben, waarvan de beginselen echter niet tot het volk zijn doorgedrongen. Hij wenschte een langzame uitbreiding van het kiesrecht, in verhouding tot de beschaving en ontwikkeling van het volk, die een gevolg moesten zijn van goed onderwijs. Ofschoon hij een leidend staatsman geweest is, behoorde hij tot geen partij of, als men liever wil, tot alle partijen, want hij zag de nadeel en van parlementaire partijen helder in.

//Een tienjarige, constitutioneele regeering heeft zeker belangrijke voordeden voor het rijk opgeleverd, maar nog blijft er veel te doen over, vooral in het leiden en opvoeden van de publieke opinie, zoodat deze werkelijk een heilzamen invloed op de leiding der zaken kan uitoefenen. Ronduit gezegd, heb ik in de laatste jaren tot mijn spijt bij de bestaande staatkundige partijen een neiging waargenomen om zich woorden en daden te veroorloven, die in strijd zijn met de beginselen in de grondwet neergelegd; die een neiging verraden om de belangen der natie achter te stellen bij het belang der partijen en daarom afwijken van de nationale staatkunde, die door Zijne Majesteit is aanbevolen. Het noodlottig gevolg daarvan is, dat het gedrag dier partijen veel te wenschen overlaat wat betreft het handhaven van de eer en den goeden naam van het Rijk tegenover het buitenland, en dat zij het vertrouwen van het volk verliezen."

Prins Ito's denkbeelden omtrent de eischen, die men aan een partij stellen mag, zijn van zoo groote waarde voor alle landen, waar staatkundige partijen den toestand beheerschen, dat ik de verleiding niet kan weerstaan, die in zijn eigen woorden mee te deelen :

„Met het oog op de plichten der staatkundige partijen tegenover den staat behooren zij zich in de eerste plaats ten doel te stellen het algemeen belang te bevorderen. Om een goede, krachtige administratie te verkrijgen, die een open oog heeft voor den vooruitgang van het volk, is het volstrekt noodzakelijk, dat alle ambtenaren gekozen worden uit de bekwaamste mannen van groote ervaring zonder aanzien van de partij waartoe zij behooren. Men vermijde de noodlottige fout, ambten en betrekkingen te geven aan hen,.