DE LOTGEVALLEN VAN OVERSTE HELGESEN.

425

steiners vooruit. Om aan den anderen kant der, door Lielgesen met zooveel beleid aangelegde, verdedigingsgrachten te komen, moesten de soldaten door 't water waden, dat hen hier'en daar tot aan den hals toe omplaste. Met de bajonet in de hand wierpen ze zich op de eerste verschansingen en drongen er de Denen uit. Maar tegelijk stootten ze op eene tweede linie van schansen en grachten; en terwijl ze in den pikdonkeren nacht op handen en voeten voorwaarts kropen, ontploften boven hunne hoofden die kwaadaardige schietwerktuigen, die destijds voor 't eerst in gebruik waren gekomen: de shrapnells. De Jütlanders stonden als rotsen en verweerden zich met de kolf van 't geweer en de bajonet, en toen het bloedige treffen op deze wijze urenlang had geduurd, bemerkten de Sleeswijk-Holsteiners met ontzetting, dat ze ternauwernood een paar honderd passen waren vooruitgekomen.

Alleen aan 't eerste jagerkorps gelukte het langs den kant van den straatweg, over de veelvuldige versperringen henen, in de stad te komen. Slechts een oogenblik echter konden zij er zich handhaven.

Toen de bestorming aan den gang was, bevond Helgesen zich in een blokhuis, dat bij de Borkmolenschans was gebouwd. Met de korte pijp in den mond zat hij aan eene tafel, waarop eene drankflesch en een paar glazen stonden, en met de grootste kalmte gaf hij zijne bevelen. Toen de eerste jagers de stad binnendrongen, kwam een adjudant buiten adem bij hem binnen, stotterende: „Mijnheer de overste, we zijn verloren; de stad is ingenomen." Helgesen schonk een glas vol uit de voor hem staande flesch en zeide : „Mag ik u een borrel inschenken, mijnheer de kapitein ?" Toen stond hij op, stopte zich een versche pijp, trok zijn sabel uit de schede en stelde zich aan 't hoofd van twee in der haast bijeen verzamelde compagnieën, en na een kortstondig maar woedend gevecht waren de Sleeswijk-Holsteiners weelde stad uitgeworpen.

Den volgenden ochtend bescheen het zonnelicht een met lijken en stervenden bezaaid slagveld. Van alle schansen woei de Danebrog. De Sleeswijk-Holsteiners hadden zich op Zuiderstapel, Mohlde en Erfde teruggetrokken.