DE MOGOLSCHE SCHILDERSCHOOL.

451

Shirah en Tabriz en er bestaat weinig twijfel of op den Mogolschen inval volgden artistieke avonturiers uit Perzië en aangrenzende landen, welke den voor vreemde invloeden toegankelijken Indischen kunstenaar bekend maakten met methoden, techniek en kunst van den Islam. Met de regeering van keizer Akbar in de zestiende eeuw werd het rijk der Mogols in Hindostan stevig gegrondvest en een der verstandigste daden van dezen veelzijdigen monarch was de ontwikkeling en aanmoediging der inlandsche kunst. Vooral aan de schilderkunst wijdde hij bijzondere aandacht en onder den aanmoedigenden invloed van den vorstelijken beschermheer ontstond de Mogolsche schilderschool. Dat zij een voortbrengsel der Mogols is, wordt bewezen door het feit, dat zij bij de opkomst van het keizerrijk in het leven werd geroepen. Toen de dynastie haar toppunt bereikte, in de bloeiende dagen van shah Jehan, zag men haar op haar best; met de kwijning van het vorstelijk geslacht geraakte zij in verval en toen dit in de negentiende eeuw ten slotte verdwenen was, hield deze techniek van schilderen eveneens op te bestaan. Weliswaar leeft deze kunst nog in ontaarden vorm — als miniatuurschilderen op ivoor — te Delhi, den zetel der oude monarchie voort, evenals het overblijfsel van het oude vorstenhuis ook nog in die stad in de personen van enkele verre afstammelingen van den laatsten Grooten Mogol voortbestaat, maar in beide gevallen dient de tegenwoordige toestand van hun bestaan slechts om des te duidelijker het verval aan te toonen.

Wat hare geografische ligging betrof, bleef de school hoofdzakelijk tot noordelijk Indië beperkt en volgde zij de overbrenging van het Hof van Delhi naar Agra of Lahore, als de grillen der heerschers den hoofdzetel van den Mogolschen keizer van de eene stad naar de andere verplaatsten. In Dekkan bestond ook een vorm van kunst, ten gevolge van Aurangzebs dwaas plan om den regeeringszetel naar de nieuw gestichte stad Aurangabad over te brengen. Lucknow en Benarez schijnen eveneens middelpunten van productie te zijn geweest, ongetwijfeld als gevolg van de aanmoediging, die kunstenaars aan het Hof der koningen van Oude ontvingen. In andere districten schijnen één of