466

WELKE INVLOEDEN BEPALEN HET GESLACHT VAN HET KIND ?

van deze uitzonderingen, is de honingbij. Men vindt daar een klein aantal koninginnen of volmaakte wijfjes, een betrekkelijk veel grooter aantal mannetjes of darren (zoogenaamde hommels) en een zeergroot aantal onvolmaakte wijfjes, de werkbijen. Voor zoover men weet, worden de eitjes der darren door de maagdelijke koningin gelegd en worden deze dus parthenogenetisch voortgebracht, 1 terwijl de koninginnen en werkbijen, na de paring van de koningin met de darren, uit daardoor bevruchte eitjes ontstaan.

Bespreken wij na deze uitweiding de hierboven gestelde vraag.

ad 1. De meeste hypothesen die tot proefnemingen aanleiding gaven of op ondervinding op kleine schaal gegrond waren, zochten de oplossing in voeding, verzorging, enz. na de bevruchting.

Al deze hypothesen bleken onjuist. Trouwens laten tal van dieren hunne eieren onverzorgd in het water achter, en deze eitjes met elkander in geheel dezelfde omstandigheden verkeerende, leveren toch mannetjes en wijfjes op. Men zou dus wel als regel kunnen stellen, dat na de bevruchting het geslacht onveranderlijk is. lntusschen bestaan er tegen dezen regel bedenkingen, of wil men liever, er schijnen uitzonderingen te bestaan. Bij de kikvorschen van een zekeren leeftijd is het aantal mannetjes ongeveer gelijk aan dat der wijfjes; maar in een vroegere periode is het aantal wijfjes veel grooter en de latere gelijkheid ontstaat daardoor, dat tijdens den groei een aantal kikvorschen van geslacht verwisselen.

ad 2. In vele hypothesen, vooral omtrent menschen en huisdieren, is daarentegen aangenomen dat het geslacht bij de bevruchting bepaald wordt, maar omtrent de wijze van bepaling heerscht groote onzekerheid en tegenstrijdigheid. Als beslissende factoren noemt men de onderlinge verhouding van leeftijd, van den physieken toestand, van den graad van gepassioneerdheid, het verschil van ras, enz.; maar terwijl b.v. de een beweert dat het kind het geslacht heeft van de op dat oogenblik sterkste der ouders, weet de ander weer tal van bewijzen aan te halen dat juist de zwakste het geslacht bepaalt2, en zoo gaat het ook met de andere factoren.

Trouwens is de verhouding tusschen mannen en vrouwen in de verschillende deelen der aarde in den loop der eeuwen zoo dikwerf gewijzigd en hebben dergelijke factoren daardoor dikwerf onbewust op zoo groote schaal gewerkt, dat zij, als ze werkelijk den hun toegeschreven invloed uitgeoefend hadden, het evenwicht tusschen man-

1) Misschien ook door werkbijen, maar altijd zonder paring.

2) Zie b.v. de hypothese van Pieter van Lint, Wetensch. Bladen 1908 deel II, bladz. 455.