470

WELKE INVLOEDEN BEPALEN HET GESLACHT VAN HET KIND ?

Het aantal tropho-chromosomen zou bijf het wijfje 2 en bij het mannetje 1 bedragen, zoodat voor de andere soort in ons voorbeeld voor iedere sekse 9 paar zouden overblijven. Vrouwen zouden dus meer dan mannen tot intensieve stofwisseling in staat zijn en daardoor eerst de vrucht en daarna het jong geboren kind kunnen voeden.

De schrijver heeft een en ander medegedeeld om aan te toonen, dat naast de progame hypothesen ook de syngame, mits op bovenvermelde wijze gesteld, recht van bestaan hebben. Verder merkt hij op, dat men ook een andere vraag zou kunnen stellen, deze namelijk of het onderscheid tusschen de eicellen der twee seksen van qualitatieven of van quantitatieven aard is, omdat men alleen in het laatste geval invloed op de sekse zou kunnen uitoefenen.1

En waar is nu het recept, vraagt misschien de een of andere lezer, die dit als de kroonlijst van het gebouw beschouwt.

En het antwoord op deze vraag moet luiden, dat de schrijver er nog geen heeft. Maar hij heeft vermoedelijk begrepen dat men de vraag doen zou en daarom licht hij een tipje van het gordijn op. En daar hij vseine Pappenheimer kenntt verhaalt hij, dat men proeven genomen heeft met inspuiting in eicellen van lezithine, eene in samenstelling met chromatine overeenkomende stof, en dat men meent hierdoor bij konijntjes uitsluitend wijfjes te kunnen verkrijgen. Men mag onderstellen, dat de belangstelling van het groote publiek in den uitslag van deze proeven door deze mededeeling voorloopig bevredigd zijn zal2. ^

1) Hieromtrent zij alleen opgemerkt, dat het gewenschte qualificeeren van het onderscheid in dit geval misschien niet gemakkelijk zijn zal.

2) In 't midden latend, in hoever het al dan niet met het bovenvermelde kan worden overeen gebrachte, zij medegedeeld dat, blijkens een bericht in de Oesterreichische Fischereizeitung, door J. Thumm uitvoerige proeven met karpersoorten genomen zijn, waardoor de juistheid zou worden bevestigd van de hier vroeger medegedeelde bewering (Wet. Bladen 1908 deel II, bladz. 455), dat afstammelingen in den regel voor het grootste gedeelte tot de sekse van de zwakste der ouders behooren.