220

TALLEYRAND.

had, behalve hare schoonheid, geen enkele eigenschap die haar voor hare nieuwe positie geschikt maakte. Zij was dom, hoewel vermoedelijk niet zoo erg als tal van kwaadwillige anecdoten zouden doen gelooven. Napoleon, feitelijk de bewerker van haar huwelijk, behandelde haar steeds koel en dikwijls ruw. Men beweert dat, toen zij de eerste maal als bruid in de Tuilerieën verscheen, hij haar ontving met de bijna niet te gelooven opmerking: „Ik hoop dat het goede gedrag van de burgeres Talleyrand de lichtzinnigheid van Mevrouw Grand zal doen vergeten," waarop zij, even ongelooflijk, de tegenwoordigheid van geest gehad zou hebben te antwoorden: „Ik zal niet beter kunnen doen dan door ten deze het voorbeeld van de burgeres Bonaparte te volgen." Op St. Helena sprak Napoleon over haar als eene: „heel mooie vrouw, maar dom en volkomen onwetend." Men zegt dat Talleyrand zijn huwelijk aan den keizer aldus verklaarde: „Sire, ik ben met haar getrouwd omdat ik geen dommer vrouw heb kunnen vinden."

Nog in de wittebroodsweken moet hij, haar vergelijkende met Made- de Staël, gezegd hebben: „men moet eene geniale vrouw bemind hebben, om het geluk van een domme te beminnen volkomen te kunnen beseffen."

Na de Restauratie werd de positie van Made- de Talleyrand zeer moeilijk. Aan het Hof van Lodewijk XVIII werd de bisschop met schele oogen aangekeken, terwijl zijn huwelijk een onuitputtelijke bron van hatelijkheden opleverde.

Bovendien was Made- Grand zeer dik, traag en grillig geworden. Toen Napoleon naar Elba verbannen werd, vertrok zij naar Londen. Talleyrand drong er ernstig op aan, dat zij daar blijven zou en verzocht den Franschen gezant Markies d'Osmund deze zaak voor hem te regelen. Te Weenen, waar Talleyrand als vertegenwoordiger van Frankrijk aan het congres deelnam, nam de gravin Edmond de Périgord — later hertogin van Dino — eene buitengewoon schoone en schitterende vrouw, gehuwd met zijn neef, zijn huishouding waar. Zij wist zijn huis tot een middelpunt van het gezellige leven te maken. Om deze redenen, verklaarde Mevrouw de Talleyrand aan Mevrouw d'Osmuud, was zij zelf niet meegegaan naar Weenen. „Ik wist hoe mevrouw Edmond te Weenen