266

DE NIEÜWE TIJD EN ZIJN DICHTERS.

scheppen? De overheerschende invloed van de klassieke kuituur heeft geduurd tot de onvoorziene maar overweldigende omwenteling in ons gansche bestaan door de machine en de industrie.

Een zóó ontzaggelijke omwenteling als ons in de geschiedenis nog slechts bekend is uit de 12e en 13e eeuw, uit den tijd van den ondergang der ridderschap, van de opkomst van den boerenstand en van het gemeentewezen. De spoorweg vernietigde de afstanden, ontnam aan stille, afgelegen plaatsen haar rust en eenzaamheid; de industrie dreef de menschen samen in beperkte ruimten en schiep de huurkazernes en groote steden; de handel ontwikkelde zich tot ontzaggelijke afmetingen en legde beslag op de werkkrachten van duizenden; de levensvoorwaarden werden steeds zwaarder, de strijd om het bestaan steeds scherper: alles een reusachtig, verschrikkelijk jagen, waarin de krachten van het individu zich tot het uiterste moeten inspannen, opdat hij niet als te zwak door het leven ter zijde zou worden gedrongen. In nauw verband daarmede de geweldige opbloei der natuurwetenschappen, waardoor een schier onbegrensd gebied van natuur en leven voor de ervaring ontsloten werd. Het eerste gevolg was dan ook een volkomen toewijding aan het door deze omwentelingen wakker geroepen leven. Maar die toewijding ontaardde al spoedig in een koud materialisme, en men verlangde naar idealen, die de ziel beter zouden kunnen bevredigen. Dit was de tijd, waarin de leuzen: „Terug naar Goethe," „Terug naar Kant" weerklonken, de tijd, waarin men in alle vergeten hoekjes van voorbijgegane beschavingstijdperken naar een rustplaats zocht voor zijn onbevredigd hart en zijn onrustigen geest; maar het was bovenal ook de tijd, waarin de geest van Schopenhauer's wijsbegeerte, de matte afkeer van het leven en de pessimistische berusting hun intocht hielden in verleidelijk gewaad door de betooverende muziek van Wagner.

Maar al deze pogingen konden aan dit nieuwe leven geen inhoud schenken. Het waren surrogaten, die reeds van tevoren de kiem der mislukking in zich droegen. Zij konden het groote werk, dat vereischt werd, niet tot stand bren-