DE INVLOED VAN UITVINDINGEN

473

broeder te vragen, waarom hij bij zijn leven haar laatsten brief niet beantwoord had. Weer anderen weten niets van een brief, maar spreken van een gesprek, dat de koningin te Charlottenburg met haar broeder gevoerd zou hebben.

Wat zal men nu van zulk een verhaal zeggen, waarvan men niets met eenige zekerheid weet? Al nemen wij de lezing van Höpken als juist aan, dan heeft zij voor ons niets overtuigends, zoolang wij niet de beide gesprekken van de koningin met Swedenborg woord voor woord kennen. Er zijn zoo veel voorbeelden bekend van »zieners« of «goochelaars» die iemand de meest verborgen dingen uit zijn vroeger leven vertellen, terwijl bij een grondig onderzoek blijkt, dat die persoon zelf bij een vroegere gelegenheid of zelfs in den aanvang van het gesprek den tooverkunstenaar de noodige inlichtingen verschaft heeft, natuurlijk zonder het zelf te merken. Of dat ook met koningin Louise Ulrica het geval geweest is, kunnen wij niet beslissen, maar zelfs de bloote mogelijkheid daarvan ontneemt aan het verhaal alle waarde. Want zoolang men voor een verschijnsel een eenvoudige, natuurlijke verklaring kan vinden, mag men zijn toevlucht niet tot iets bovenzinnelijks nemen.

Van deze drie verhalen, de meest beroemde die omtrent Swedenborg in omloop zijn, blijft dus niets over; de overige wonderverhalen zijn geen ernstige bespreking waard; men vindt ze bij Hoffmann; maar alle berusten op een »Men zegt«; nergens vindt men den vasten grond van boven allen twijfel verheven feiten I

Een «Swedenborg-vraagstuk«, zooals het vroeger heette, bestaat dus niet; de visioenen van den sZweedschen Ziener« en zijn gesprekken met geesten, die eenmaal zulk een groot opzien verwekten, waren hallucinatiën of droomen van een krankzinnige; de wonderbare voorgevoelens en gezichten, waarvan de legende een groot aantal bewaard heeft, zijn kennelijk verdraaide voorstellingen van feiten zonder beteekenis, of worden door geen enkelen redelijken bewijsgrond gestaafd. Bij een wetenschappelijke behandeling van occulte vraagstukken moet men dus voortaan Swedenborg geheel buiten beschouwing laten. v. O.

De invloed van uitvindingen van anderen aard op de luchtvaart.

De uitvinders, die bij den vooruitgang van het menschdom eene zeer belangrijke rol vervullen, omdat zij, uit een ideëel oogpunt beschouwd, de macht van den mensch over de natuur vergrooten en,