142

KORTE MEDEDEELINGEN.

pokken, mazelen, diphteritis enz. Ten gevolge hunner onbegrijpelijke kleinheid (volgens Prof. Nageli gaan er 30 billioen op een gram) komen zij meer in de lucht voor dan in het stof, dat straten en meubels bedekt, en zijn daarom bij hun groote bewegelijkheid dubbel onaangenaam. Een zeer eenvoudig middel om het aantal ziektekiemen die boven de straten zweven, te beperken, zou daarin gelegen zijn dat het publiek de gewoonte aannam nooit op de straat te spuwen; in spoorwegrijtuigen, op perrons enz. is zulks in het belang van den openbaren gezondheidstoestand streng verboden, beschaafde menschen behoorden met hetzelfde doel zich ook elders daarvan te onthouden.

In La Revue van 1 Mei 1906 vertelt Paul Gsell van een bezoek dat hij gebracht heeft aan de beeldhouwer Auguste Rodin; wij nemen daaruit het gedeelte over, waarin de meester vertelt hoe hij werkt.

»Ik volg geen bepaalde regel bij mijn werk, sprak Rodin. Mijn plezier is mijn enige gids. Ik maak nooit iets, dan wat mij interesseert en dan op 't ogenblik dat ik er zin in heb. Kunst is genot; het kan en moet een inspanning zijn, maar geen dwang, en om een kunstwerk mooi te doen zijn, is het nodig dat de artiest die het maakt de vurige behoefte voelt om het te scheppen.

Ik heb de gewoonte mijn modellen naakt in mijn atelier rond te laten lopen. Door hen zo naakt om mij heen te zien leven, ben ik vertrouwd geraakt met al bun bewegingen. Onophoudelik zie ik het samengaan van hun gevoelens met de lijnen van hun lichaam en zo gewen ik mij door die voortdurende observatie om de uitdrukking van hun ziel niet alleen in hun gelaat, maar ook in 't gehele lichaam te ontdekken. Ik dwing hen nooit om een bepaalde houding aan te nemen: ik doe de Natuur geen geweld aan. Maar als ik plotseling een gebaar zie dat me karakteristiek lijkt, dan vraag ik hun stil te staan en ga dadelik een tekening of een klein model in klei maken; op die manier vermijd ik het gebrek van artiesten die door hun modellen in houten poppen te veranderen, ze in allerlei houdingen persen die absoluut niet natuurlik zijn. Ontelbaar zijn de modellen die ik op die manier heb gekneed. Maar aan de andere kant is 't zelden dat ze mij tot ontwerpen voor grote werken dienen. Ik verval niet in herhalingen. Ik maak geen vluchtige schetsen om die lateinetjes uit te voeren. Er zijn in de natuur genoeg bewegingen, zodat men niet twee maal dezelfde hoeft te behandelen. Als ik zin heb een figuur met grote afmetingen uit te beelden, dan begin ik er dadelik aan en breng hem tot die graad van ontwikkeling die ik goed vind.c<