VAN HET PAUPERISME.

229

aan gebrek. Hij kan in zekere mate en in sommige gevallen oorzaak zijn van deze slapte; doch hij weet niets van zulke dingen; zijn minimum loon is slechts bestemd om hem in het leven te houden opdat hij zal kunnen werken, niet om hem bekend te maken met de wetten van productie en uitwisseling of met de ondermijnende uitwerking van onwetendheid en achteloosheid, op de industrie. Het moedigt ook zijne spaarzaamheid niet aan, want voor men iets kan sparen, moet men wat hebben om te sparen, en op minimum loonen kunnen geen spaarpenningen overschieten.

Zoolang dus deze laagste loonen mogelijk zijn en den horizon van des werkmans vooruitzicht afsluiten, zoolang is het pauperisme mogelijk; maar ook zijn, zoolang het aanbod van arbeid de vraag overtreft, minimum loonen mogelijk.

Daar nu loonen bepaald worden door vaste wetten, die niet voorbijgezien kunnen worden, kunnen zij dalen tot een minimum. Dit behoefde echter niet noodzakelijk een'kwaad te zijn, of te leiden tot ontbering en gebrek, als het loon beschouwd werd (zooals het naar onze meening beschouwd moest worden) louter als de algemeene schatting of uitdrukking van de kosten voor onderhoud, onderhevig aan wijzigingen, en niet verward werd (zooals dat nu verkeerdelijk geschiedt) met belooning voor arbeid. De ware, economische oorzaken van pauperisme liggen dus, als wij over-arbeid (wat gedwongen ledigheid met zich voert) buiten beschouwing laten, in de vereenzelviging van loon met belooning voor arbeid. De hoeveelheid beschikbare arbeid aan de markt wordt geschat in verhouding tot het beschikbare kapitaal. Kapitaal wordt verkregen door arbeid, en over-arbeid heeft te kort aan kapitaal ten gevolge. Wij zullen weldra zien, dat op eene zeer goed uitvoerbare wijze overtollige arbeid zelf kapitaal kan leveren. Eerst moeten wij echter eens kort nagaan, in welke betrekking kapitaal en arbeid tot elkaar staan door een gemeenschappelijk element, d.w.z. door de noodzakelijke levensbehoeften.

Laten wij ons met dit doel nog eens wenden tot den man die in afzondering leeft. Wij hebben gezien dat hij