ANTONIUS EN CLEOPATRA.

445

deel van het Parthische rijk) belegerd te hebben, was hij genoodzaakt terug te trekken, zonder het eigenlijke land van de Parthen te hebben betreden. Het eenige duidelijke verhaal, dat wij aangaande dezen oorlog bezitten, — dat van Plutarchus, — is heel kort; men kan er niet uit opmaken, of Caesar zich aangaande de macht van de Parthen vergist had dan wel of Antonius het plan van Caesar slecht heeft uitgevoerd.

Deze tijdgenooten merkten, als gewoonlijk, alleen het mislukken op en lieten zich niet in met een onderzoek naar de oorzaken. Dat Octavianus is geworden Augustus, heeft hij veel meer te danken gehad aan de Parthen, dan aan zijn genie. De terugtocht uit Perzië was voor Antonius, wat voor Napoleon de terugtocht uit Rusland is geweest: het begin van zijn ondergang. Zijn prestige in het Oosten was zoozeer verminderd, dat Sextus Pompejus, uit Sicilië verdreven, in den winter van 36 op 35 er in slaagde, een opstand in Klein-Azië te verwekken en onderhandelingen aan te knoopen met de koningen van Armenië, van Pontus, en van de Parthen. Antonius heeft dit wel kunnen tegenhouden, maar hij begreep, dat hij zijn prestige niet kon herstellen, als hij zijne eerste nederlaag niet uitwischte door een schitterende overwinning. Ongelukkig werkte de oorspronkelijke tegenstrijdigheid van zijne politiek toen meer en meer na, en dit schaadde aan de deugdelijkheid van zijne positie.

In 't eerst scheen Octavianus niet te willen profiteeren van dien tegenspoed. Hij toonde zich integendeel bezield met de beste bedoelingen en zond zelfs soldaten, om de leemten, die de oorlog veroorzaakt had, aan te vullen. Maar in plaats van een goed veldheer, zond hij met die troepen zijne zuster Octavia, de vrouw van Antonius. Door dit zeer slim gekozen middel trachtte Octavianus Antonius te dwingen, openlijk te verklaren wie zijne echte vrouw was, en hetzij uit te komen voor zijn koningschap, door Cleopatra te handhaven, of zijn verbond met Egypte te breken door Octavia als zijne wettige gade te erkennen ten aanschouwe van het Oosten, dat hem reeds den echtgenoot van de Egyptische achtte. De kwestie was des te lastiger, omdat juist