ANTONIUS EN CLEOPATRA.

was nog heftiger in Italië. Men haatte Antonius en Cleopatra samen, eischte hunne tuchtiging, hun dood, Egypte's verovering; en men bewonderde Octavianus des te meer als den voorbestemden man van het lot.

De voorzichtige Octavianus, die, onrustig, onzeker, verwonderd, zijne oogen niet durfde gelooven, had langen tijd het aangezien, hoe de macht van Antonius wankelde, afbrokkelde, in stukken viel; sinds dat moment werd hij echter de roemrijke redder van het Capitool. Hij had tijd noodig om zich hiervan bewust te worden, want onmiddellijk na den slag bij Actium had noch hij, noch Agrippa, noch een van hunne vrienden besef van de ware beteekenis der gebeurtenissen. Maar deze bewonderenswaardige bescheidenheid duurde kort. Octavianus kende beter dan iemand de manier (bijzonder in zwang bij partijen en staatslieden tot misleiding van de menigte), de moeilijkheden te vergrooten tot verhooging deiverdiensten van de partij of de mannen, die uitkomst brengen. Indien Octavianus en zijne vrienden zooveel moeite hadden, om de gebeurtenissen te doorzien, waarin zij een rol hadden gespeeld, is het natuurlijk, dat hunne tijdgenooten, eenvoudige verre toeschouwers, er niets van begrepen hebben. De overwinnaars trokken daar voordeel uit, door langzamerhand met hulp van de geletterden, die steeds de medeplichtigen zijn van zulke valsche historie-makers, de heroïsche legende te vormen van den slag bij Actium en zijne drie hoofdpersonen: Cleopatra, die Rome wil overwinnen, Italië onder een stroom van Oosterlingen wil bedelven, en de trotsche senatoren wil verlagen tot de verachtelijke rol van eunuchen; — Antonius, bedwelmd door hare liefkoozingen, verdwaasd door hare tooverdranken, zijn leger en zijn prestige in dienst stellende van hare misdadige plannen; — en Octavianus, die zich fier, stoutmoedig, heldhaftig, tegen hun gevaarlijk verbond opmaakt en Rome van de oostersche slavernij redt.

Maar de waarheid was veel bescheidener. Octavianus had niets gedaan dan, als werkeloos getuige, de eerste groote catastrofe bijwonen, die veroorzaakt was door den strijd tusschen het oriëntalisme en de oude italische tradities. Uit dit oogpunt schijnt de beteekenis van dezen oorlog zeer

459