teruggebracht kunnen worden? Toch werd er reeds gebruik gemaakt van storttorens voor beton van 55 M. en 67 M. hoog, die een stortveld van 30 M. konden bestrijken en een capaciteit van 1.000 tot 1 .300 liters bezaten. De stelkranen voor het stellen van de natuursteenwerken, met een hefvermogen van 3.000 K.G., bereikten een hoogte van 40 M. en konden tot 20 M. wijd de stukken steen opnemen en plaatsen. De inhoud der gebouwen bedraagt 440.000 M3 (98 % van het paleis van Versailles).

Wanneer men de getallen leest van de hoeveelheden gebruikte materialen, dan duizelt het U. En dan tenslotte „la décoration", die, zooals we lezen, „a fait 1'objet d'un plan d'ensemble qui comporte une particularité curieuse. Chaque nation tentera sans doute de donner la meilleure preuve de sa valeur artistique."

HET RAADHUIS VOOR AMSTERDAM.

Hierboven gaven we een kort overzicht van het resultaat van een moderne prijsvraag met een officieel karakter. De vraag is nu: zal er in Amsterdam ook nog sprake zijn van een officieel karakter? Natuurlijk is men de mentaliteit van het Rotterdamsche raadhuis te boven. Dat was de tijd der „décoration pure". In Leiden nochtans, omwille van den eenen ouden gevel, hechtte men er nog een tikje aan, hoewel wat vrij van opvatting natuurlijk, niet al te serieus bedoeld, zooals het liberale mannen past. In Den Haag ging men al een stap verder. De schijn van een officieel gebouw moge in het officieele gedeelte van het ontwerp nog gered schijnen, de cubus-vorm der doode massa's zal in de uitwerking der plannen dezen schijn vast en zeker tot een minimum beperken.

Dan zal aan Amsterdam de eer te beurt vallen, als hoofdstad van het land, te toonen dat ons volk het teeken des tijds heeft verstaan? We zij nog niet zoo ver! Misschien is er nog een kans? Maar welke kans? Er was eerst óók sprake van een architekten-commissie, zooiets als bij het palais des nations...!

Wij willen niet op het programma, noch op de samenstelling of de uitspraak der jury of op de uiteindelijke keuze van den Raad vooruitloopen. Dat alles moet zijn beloop hebben en het zal zijn beloop hébben. Alleen vragen wij ons af: kunnen we dergelijke opgaven aan,

Assemblees!

Commissions Commissions

Bibliothèque

PALAIS DES NATIONS. Schema van het Plan.

PALAIS DES NATIONS. Overspanning van de „Salie des Assemblées".

„Les dimensions des poutres sont les suivantes: hauteur 4 m., épaisseur 0 M. 80. Portee de deux poutres 33 M. 40, les deux autres 3 I M. 90."

zijn we daar rijp voor, gezien... de resultaten die andere prijsvragen ons boden, gezien de algemeene officieele mentaliteit, gezien onze economisch-mechanische levensopvatting, gezien onze cultuur, die zeer op het materieele deel van ons bestaan is ingesteld, maar geen evenwicht heeft geschapen tusschen het geestelijk en het stoffelijk bestaan van den mensch? Nicolas Berdiaéff schreef in 1927 in zijn „Un Nouveau Moyen-Age": „Toute la vie intellectuelle qui domine notre époque se tient sous le signe de la fin de la Renaissance". En hij spreekt van: „les signes d'une société caduque", als hij de inrichting en de werkmethodes onzer moderne samenleving bespreekt. „C'est a dire", zegt hij, ,,qu' avec le collectivisme se produit un retour au Moyen Age, non pas sur une base religieuse, mais sur la base matérialiste de 1'antireligion". Het is gevaarlijk te generaliseeren. Wij willen niet vooruitloopen op wat in Amsterdam gebeuren gaat. Wij leven echter in een tijd van uitersten ; men kan dus van alles verwachten. Wij vreezen alleen, dat men ook hier het teeken des tijds zal moeten erkennen, zonder zich al te zeer te bekommeren om het al dan niet menschwaardige van dat teeken; zonder een positief zich stellen vóór een organische levenshouding, welke alleen uitzicht bieden kan naar een hernieuwden stijl in de kunst en in het leven.

Wat de Volkenbond als beeld van de moderne cultuur in zijn paleis ons bracht, stemt niet hoopvol. Er zijn nochtans hier en daar voorbeelden aan te wijzen van levenshouding en kunst, die dieper en wezenlijker peilen. Maar, zal daarvoor in gemeenteraden en commissies belangstelling kunnen bestaan? Wij vreezen: nog niet.

C. M. VAN MOORSEL.

67