DE AFRIKAANSCHE GEVANGENE

redelijken afstand van de plaats van verhoor. Dientengevolge moet iedere regeeringspost zijn gevangenis bezitten, waardig beschreven als: gevangenis derde klasse. Vandaar worden allen, behalve de voor korten tijd veroordeelden, naar de naastbij zijnde „tweede klasse-inrichting" overgebracht, terwijl een paar eerste klasse-gevangenissen de ernstigste gevallen krijgen. Dergelijke transporten kunnen enorme reizen per auto, trein of zelfs te voet noodig maken. Wanneer men nu denkt aan de noodzakelijkheid om den gevangene onder behoorlijk geleide te vervoeren, dan kan men zich een denkbeeld vormen van de moeilijkheden, die opgelost moeten worden. Zoo zal men zien, dat de gevangenissen afwisselen van ontzaglijke massieve steenen gebouwen in het hoofdkwartier tot het in het binnenland gelegen bouwsel van hout en riet, dat geen misdadiger —■ minder gedwee dan de Afrikaansche —• langer dan een uur zou kunnen vasthouden.

Dit, wat betreft het verschil in huisvesting: laat ons thans de gedetineerden nader beschouwen. In de eerste plaats is eenige bespreking van vroegere toestanden noodig. In herinnering moet worden gebracht, dat de primitieve Afrikaansche maatschappij feitelijk geen crimineele wetgeving bezat. In het grootste aantal gevallen was het doel der veroordeeling meer een vergoeding dan een straf en zoolang de toegebrachte schade vergoed werd, liet men de schuldigen verder ongemoeid. Moord, bijvoorbeeld, was het ontnemen van een nuttig lid aan een familie en eischte ter genoegdoening een betaling, door den moordenaar of diens familie aan de nabestaanden van het slachtoffer, met dien verstande, dat een vreemdeling, zonder familie die een aanklacht kon indienen, ongestraft gedood kon worden. Diefstal was eveneens het benadeelen van een maatschappelijke groep en het verlies moest vergoed worden; maar wanneer de daad werd bedreven ten koste van de een of andere vijandige of vreemde gemeenschap, dan werd het ontvreemde een nuttige bijdrage aan den rijkdom van den stam en zoodoende een daad van verdienste. Alleen in gevallen van anti-maatschappelijke vergrijpen, zooals gevaarlijke tooverkunsten, werd de doodstraf toegepast.

Het hieraan ten grondslag liggend principe is derhalve meer een regel voor civiel dan voor crimineel recht, het heeft