DE INDIRECTE WERKING DER MUZIEK

Het is bewezen, dat het geluid zoowel constructief als destructief kan werken: het kan vormen scheppen, het kan ook vormen vernielen. Uit onregelmatig op een glazen plaat gestrooid zand kunnen geometrische figuren worden gemaakt met behulp van een vioolstrijkstok, waarmee men langs den rand der plaat strijkt; een feit. waaruit de constructieve werking van geluidstrillingen blijkt, Omgekeerd is het geluid van de menschelijke stem in staat, een tumbler of een wijnglas te verbrijzelen.

En afgescheiden daarvan is het voor ieder, die wel eens een oogenblik over dit onderwerp nagedacht heeft, duidelijk, dat het 't geluid is, waaraan wij oorspronkelijk het vermogen, om contact met elkander te krijgen, te danken hebben. Dit vermogen is, in zijn meest elementairen vorm, het eerst opgemerkt in het dier — het bereikt zijn hoogtepunt in de spraak van den mensch. Van de spraak tot den meest elementairen vorm van den zang was het slechts een stap en door het doen van dien stap ontstond de muziek.

En indien dan het geluid op zich zelf al van zoo groote beteekenis is, van hoeveel belang is het dan wel, wanneer het verwerkt en gerijpt is en de kunst der muziek er uit is ontstaan? Om die vraag te beantwoorden willen wij ons wenden tot een der grootste denkers van alle tijden. „De beoefening van de muziek," schrijft Plato, „is van machtiger werking dan wat ook, omdat rhythme en harmonie hun weg vinden naar de binnenste schuilhoeken der ziel, aan welke zij zich krachtig vasthechten en gratie verleenen, terwijl de ziel van dengene, die de ware opvoeding heeft ontvangen, er edeler door wordt." Zóó gedecideerd was inderdaad Plato's meening over de werking van de muziek, dat hij ergens anders in zijn Republiek zegt: „De introductie van een nieuwe soort muziek" (hierin ook begrepen de poëzie en de dans) „moet achterwege blijven, omdat zij den ganschen Staat in gevaar brengen zou; want aan den stijl der muziek wordt nooit afbreuk gedaan zonder dat de meest belangrijke politieke instellingen mede te lijden hebben." Ook stond hij in die meening niet alleen;

Aristoteles stond ongetwijfeld aan zijn zijde toen hij schreef

„door melodie en rhythme worden alle soorten emoties opgewekt; dies wordt de mensch door de muziek er aan gewend1), de juiste aandoeningen te voelen; muziek heeft dus het vermogen, het karakter te vormen, en de verschillende soorten muziek, met de verschillende toonladders als grondslag, kunnen onderscheiden worden naar gelang van de werking, die zij op het karakter uitoefenen — de eene soort werkt bijvoorbeeld in de richting van melancholie, een andere in die van verweekelijking; de eene soort moedigt overgave aan,

i) De cursiveeringen zijn van den schrijver.