DE INDIRECTE WERKING DER MUZIEK

van een formule, die physieke of moreele qualiteiten suggereert, deze qualiteiten inderdaad verkregen kunnen worden. Een voorbeeld hiervan is de toepassing van Coué's formule: „Dag aan dag word ik in alle opzichten beter en beter." En het is van belang, dat, naarmate de patiënt daarbij gedachtenloozer is, de suggestie meer effect heeft, want in dien gedachtenloozen toestand heeft de geest van verzet geen gelegenheid, zich te doen gelden. Zulk een soort formule is de muziek en die heeft nog het bijkomend voordeel, dat zij — afgezien natuurlijk van den zang — niet wordt uitgedrukt door woorden, die den geest van verzet zouden kunnen aanwakkeren. Zij is zoo geniepig, dat zij haar suggestie uitoefent zonder dat de luisteraar er zich bewust van is.J) Het eenige, wat hij zich realiseert, is, dat zij zekere aandoeningen wekt en dat diezelfde aandoeningen tot zekere hoogte steeds gewekt worden door dezelfde of soortgelijke muzikale werken. De muziek suggereert hem dus gestadig emotie-stemmingen en reproduceert die in hem, en daar gewoonten op emotioneel gebied even snel of zelfs nog sneller gekweekt worden dan andere gewoonten, worden zij eventueel tot een deel van zijn karakter. Aristoteles moet zich dat bewust zijn geweest, toen hij schreef, dat „de mensch bij de muziek er aan gewend raakt, de juiste aandoeningen te voelen."

Wij willen hiermee echter niet zeggen, dat de muziek alleen op de emoties werkt: er zijn verscheidene soorten muziek, die werken op den geest. Zoo zullen wij zien, dat Bach's muziek een zeer bepaalden invloed had op het denken van den mensch — want daar Bach's kunst er een is van het intellectueele type, heeft zij, in overeenstemming met ons axioma, een intellectueele werking.

Maar nu rijst de vraag: is de muziek althans in het verleden zoo verbreid geweest, dat ze op het menschdom in zijn geheel zulk een kolossale uitwerking kan hebben gehad als wij meenen dat werkelijk het geval is? Hoe kan de muziek het collectieve denken hebben beïnvloed, indien zij niet zoo wijd verbreid was, dat zij rechtstreeks op de groote massa der menschheid kon inwerken? Zijn er niet tallooze menschen geweest, die zelden of nooit muziek van ernstig karakter hebben gehoord? Het antwoord op die vraag is gemakkelijk. De historie toont aan, dat regeerders en leidende denkers — en die zijn het in hoofdzaak, die bij de zaak betrokken

i) Waarom de resultaten van „muzikale suggestie" niet zoo sprekend en geconcentreerd zijn als die van gewone suggestie, ligt voor de hand. Een mensch kan zich maanden lang beperken tot het herhalen van slechts één formule, maar hij kan in dienzelfden tijd naar honderden verschiUende soorten van muziek luisteren.