WAAROVER LOOPT DE STRIJD IN DE DUITSCHE KERK?

volk. Zij moet een volkskerk zijn. Maar wil zij dat zijn, dan moet zij positief staan ten opzichte van de nationaal-socialistische beweging. In deze beweging zien de Duitsche Christenen Gods werk. Deze positieve houding ten opzichte van het nationaal-socialisme beteekent echter geen beperking van den totaliteitseisch van het Christendom. In de volkskerk moet inderdaad het leiders-principe heerschen. Maar dat beteekent in geenen deele: een politieke inrichting overvoeren op de kerk. De rijksregeering is geen heer over leer en geweten, maar bestaat uit kerkelijke ambtsdragers, die alleen verantwoordelijk zijn voor de uitwendige organisatie der kerk. Deze uitwendige organisatie komt natuurlijk den staat toe. Maar de totaliteitseisch van den staat kan niet geldend gemaakt worden ten opzichte van de leer en verkondiging van de kerk, welke natuurlijk uitsluitend op bijbel en geloofsbelijdenis berust.

Zeer duidelijk is reeds te zien, wat de Duitsche kerkstrijd uitgewerkt heeft. De houding van den staat is ten eerste veel koeler dan in 1933, hetgeen, van het standpunt van den staat gezien, begrijpelijk is, hoe men ook tegenover het nationaal-socialisme staat. Men heeft den nationaal-socialistischen staat op den grondslag van het positieve Christendom willen opbouwen, maar de grondslag bleek onvast te zijn. Men kan niet een eenheidsstaat opbouwen op een grondslag, die uiteengevalen is. Daarom heeft de staat zich moeten terugtrekken van dit uiteenvallende element in het volk, wat het Christendom in Duitschland heden ten dage feitelij kis. Kenmerkend is het, dat de staat en de partij bij het kerkfeest ter herdenking van den dag, waarop Luther, 450 jaar geleden, geboren werd, in 1934, vertegenwoordigd waren, maar dat zij een paar jaar later zelfs niet op de uitnoodiging voor een dergelijk kerkfeest, naar aanleiding van het bijbeljubileum, antwoordden.

En nu wil de staat vóór alles rust hebben. Hij kon het niet langer aanzien, dat de kerk met haar gespletenheid den opbouw van een eensgezinden Duitschen nationaalstaat in den weg stond. Hij moest ingrijpen, en dat deed hij door eenvoudig den strijd te verbieden. De kerkelijke pers is totaal aan banden gelegd, en de radio is voor de strijdende partijen