DE GROOTE NIEUWE VOLKSVERHUIZING

deze regelingen tot andere groepen bannelingen uit te strekken, het aan elke Regeering overlatende voor zichzelf te beslissen over de behandeling, die zij hun geven zou.

Zooals boven vermeld, op een oogenblik leek het alsof de groote na-oorlogsche stroom van volksverhuizing opgedroogd was. Zeker, er waren Hongaren, Italianen en Spanjaarden, die moesten vluchten voor de dictaturen, die in hun respectieve landen aan de macht waren gekomen. De meesten van hen gingen in Parijs wonen. Maar deze groepen kwamen, ofschoon zij dikwijls de bloem van hun respectieve naties bevatten, numeriek niet in vergelijking met de massa's Russische en Armenische vluchtelingen. De vluchtelingenorganisaties van den Bond bekommerden zich nooit veel om hen en de schattingen komen betreffende hun aantal op gissingen neer.

Toen brak de stroom plotseling, onverwacht, weer los. In 1932 greep hij 25.000 Assyriërs en wierp hen buiten Irak. Daarna wierp hij 115.000 Duitschers buiten Duitschland.

Het zou te veel ruimte vorderen het geheele pijnlijke verhaal van de Assyriërs gedurende de laatste vijftig jaren te doen. Slechts dit: evenals de Armeniërs namen zij aan den Wereldoorlog aan de zijde van de Geallieerden deel en hadden zij te vluchten voor de Turken. Toen de oorlog voorbij was, spraken dankbare staatslieden van de Geallieerden over de vestiging van een onafhankelijk Assyrisch koninkrijk. Maar daar kwam even weinig van als van het onafhankelijke Armenië, waarover gedacht werd. De eenige kans voor de Assyriërs was een vestiging in het nieuwe koninkrijk Irak. Dit koninkrijk was onder Britsch mandaat geplaatst, met de bedoeling dat het daaronder ten minste 25 jaar zou blijven. Maar in 1932 was de Britsche Regeering van meening, dat Irak voldoende ontwikkeld was om op eigen beenen te staan, en aan het mandaat werd een einde gemaakt. Het gevolg op de betrekkingen tusschen de Irakkers en de Assyriërs was rampspoedig. Het naakte feit is, dat de Assyriërs in grooten getale vermoord werden en de overigen hun toevlucht zochten bij Mosoel, waar zij bleven totdat het Nansenbureau de meesten in Syrië onderbracht.

De laatsten, die door den stroom van volksverhuizing