HET WEZEN DER GRIEKSCHE TRAGEDIE.

21

kunst. Wie de tragedies van Sophocles leest, kan nauwelijks het besef van zich afzetten, hoe natuurlijk het is, dat de jeugdige energie en lyrische vlucht van een vroeger en jeugdig tijdperk moesten overgaan in dezen rijpen vorm vanzomersche schoonheid. De tragedie is de hoogste ervaring van het leven als iets ernstigs. Epische en lyrische poëzie mogen zich bewust zijn van dien ernst, zij houden zich voornamelijk bezig met de lichtere en meer voorbijgaande levenservaringen, die met de jaren zwakker worden en verdwijnen.

Volgens de overlevering heeft Aristoteles ,,de Politeia" geschreven na een voorbereidende bestudeering van honderd acht en vijftig constituties. Hoeveel tragedies hij gezien of gelezen had, voordat hij de „Poëtica" schreef, is onmogelijk te gissen. Gedurende zijn lange verblijf in Athene moet hij er een zeer groot aantal hebben zien vertoonen, en die ondervinding hebben aangevuld met lectuur. Wij weten, dat de drie groote tragici in het geheel meer dan drie honderd drama's hebben geschreven, en als wij ons de vele andere schrijvers van de vijfde en vierde eeuw herinneren, waarvan vele zeer vruchtbaar waren — aan Astydamas bij voorbeeld worden twee honderd en veertig stukken toegeschreven —■, moet de geheele lijst stukken verbazend groot zijn geweest, grooter dan eenig criticus, met hoeveel eetlust ook, zou kunnen verteren. Aristoteles' belezenheid moge uitgebreid geweest zijn, in de „Poëtica" pronkt hij er niet mee. Behalve Aeschylus, Sophocles en Euripides noemt hij zeven of acht andere treurspeldichters en ongeveer een dozijn stukken van de groote Drie, die niet meer voorhanden zijn. En in overeenstemming met deze eenvoudige lijst van verwijzingen en citaten is de eenvoud van dramatisch beginsel en structuur, die zijn critiek op den voorgrond stelt en aanbeveelt als het meeste succes brengende. Zijn eischen voor een goed treurspel zijn inderdaad zoo eenvoudig, dat men moeilijk het vermoeden van zich kan afzetten, dat het Attische treurspel, behalve in de handen van een zeer groot meester, een dorre en vervelende vlakte moet geweest zijn, het herkauwen met een eentonige herhaling van een zwaar onderwerp.

Bij het lezen van de „Poëtica" moet men wel in het oog houden, dat het doel van Aristoteles, toen hij het werk

*