VAN DE DUITSCHE EENHEIDSBEWEGING.

69

gres had helpen voorbereiden. Ook dat bewijst, hoe weinig partijnamen, op zichzelf beschouwd, het wezen der partijen die hen dragen, uitdrukken.

Was het doel van deze opmerkingen, ervoor te waarschuwen, dat men niet al te stijf en strak moet vasthouden aan het woord „groot-Duitsch" ter aanduiding van de nationale partijvorming in de negentiende eeuw, hetzelfde geldt voor den term „klein-Duitsch". Ongetwijfeld hebben wij zulke formuleeringen noodig en kunnen wij van „klein-Duitschers" spreken, als wij daarmee de politieke richting willen aanduiden, die de schepping van een Duitschen Staat alleen voor mogelijk hield met de Pruisische spits; deze klein-Duitsche richting is, in weerwil van alle onderlinge feitelijke en persoonlijke verschillen, op zichzelf beschouwd, meer een eenheid dan de „groot-Duitsche." Echter mag men „kleinDuitsch" niet maar zoo, zonder meer, gelijkstellen met Pruisisch-gezind; men zou zelfs ook bijna niet van Pruisische spits, maar van die der Hohenzollern moeten spreken, daar toch bij de bekende opvattingen van bij na alle vertegenwoordigers der eenheidsbeweging Pruisen in Duitschland behoorde op te gaan. Dat geldt ook voor de Nationale Vereeniging, al dacht men daar niet meer zoo primitief aan een oplossing van den Pruisischen Staat. Maar vooral moet men niet spreken van een klein-Duitsche „gedachte." Er waren mannen, die zich geestdriftige voorstanders betoonden van een grootPruisische politiek; maar het waren er niet veel, vooral omdat juist de vertegenwoordigers van den typisch Pruisischen geest in de negentiende eeuw bijna allen de Pruisische machts-eerzucht misten. Er waren mannen die, zooals ik reeds gezegd heb, met grootsche denkbeelden voor een midden Europa in het krijt traden, en vooral waren er talloos velen, in wier harten het ideaal leefde van een Staat, die alle Duitschers in zich vereenigen zou; zij waren de dragers van de eenheidsbeweging in al haar richtingen en schakeeringen. Doch er waren onder de „klein-Duitschers" maar zeer weinigen, voor wie dit klein-Duitschland niets anders was dan een tengevolge van den bestaanden politieken toestand noodgedwongen aanvaarde oplossing, een uit tactisch oogpunt noodzakelijk compromis en dus gansch iets anders dan