NIEUWE OPGRAVINGEN IN ITALIË.

103

van latere navorschingen niet steeds streng wetenschappelijk te werk gegaan. Deze opgravingen hadden voor het meerendeel een particulier karakter; iedere grondbezitter groef in zijn eigen grond en werd betrekkelijk goed betaald voor wat hij vond, zoodat hij, hetgeen men zou kunnen noemen zijn opgegraven schatten, aan den eersten den besten verkocht.

Aanvankelijk waren het dus in het algemeen zeer oppervlakkige en dilettantische opgravers, die zich voor dit werk interesseerden. Doch doordat zij al het gevondene steeds verkochten, ontstond er eene levendige belangstelling voor op de antiquiteiten-markt en ten laatste wilde een ieder, die het maar eenigszins betalen kon, iets van de opgegraven schatten aankoopen, om dat aan musea te schenken of in zijn particuliere verzameling op te nemen. Hetgeen waardeloos scheen, werd eenvoudig stuk geslagen of althans achteloos weggeworpen. Hetgeen men in de musea zag tentoongesteld, was dus slechts een klein deel van wat er in werkelijkheid gevonden was.

Met groote nauwgezetheid is bij het moderne onderzoek in Etrurië een streng wetenschappelijk stelsel gevolgd door het „Comitato permanente per 1'Etruria," een internationale vereeniging, waarvan de voorgeschiedenis luidt als volgt:

Op initiatief van een toenmaligen Professor in de archeologie werd er in 1926 te Florence een nationaal congres van Etruskologen gehouden, waarop een voorstel werd ingediend tot stichting van een internationale vereeniging, met het doel het opgravingswerk voort te zetten. Het voorstel vond ingang en men kwam tot samenstelling van het Comitato permanente per 1'Etruria, met vertegenwoordigers van de meeste beschaafde staten. Zoo werd o.a. Zweden vertegenwoordigd door drie leden. Het comité kreeg de opdracht, de bijeenkomst van congressen voor te bereiden, en in April van genoemd jaar had de eerste internationale bijeenkomst te Florence plaats. Het doel van het congres werd uiteengezet in een omvangrijk boekwerk, bestaande uit twee deelen en getiteld: „Studiï Etruschi." De Etrurische steden gaven, alle, belangwekkende proeven van een sterk begrensde locale cultuur. Wij noemen slechts een paar namen uit het groote aantal, n.1. Felsina, Tarquinia en Caero. Felsina is het tegenwoordige