HET ONTSTAAN EN VERDWIJNEN VAN EPIDEMIEËN.1*

DR. CARL PRAUSNITZ.

Zooals eens de legers van Attila en Dsjingis-Kahn uit het Oosten Europa binnenvielen, overal dood en verwoesting brengend, zoo zijn in den loop der eeuwen vaak ernstige epidemieën langs denzelfden weg naar de WestEuropeesche landen overgebracht. Denken we slechts aan de verwoestende pandende2) van de longenpest in de Middeleeuwen en aan de besmettelijke ziekten, die zich herhaaldelijk verplaatsten, zoodat de in Azië inheemsche cholera sedert het begin van de vorige eeuw ook naar Europa kwam. Dit zijn voorbeelden van de bijzondere eigenschap van vele epidemieën, zich te verplaatsen, zich van een bepaald uitgangspunt, waar ze inheemsch, endemisch zijn, uit te breiden, nieuwe landen aan te tasten en daar weer te verdwijnen. Ook bij onze inheemsche besmettelijke ziekten, vooral b.v. bij diphterie komen dezelfde verschijnselen voor: ook hier merken we dat verplaatsen der ziekte op, ook hier korte perioden van heel sterke, epidemische uitbreiding, afgewisseld met langere tusschenpoozen, waarin de ziekte veel minder menschen aantast en een veel kleiner deel der zieken sterft.

1) Ontleend aan ,,Die Umschau," Verlag Prof. Dr. H. Bechhold, Frankfurt a.M., jaargang XXXIII, i.

2) Onder endemie verstaat men een besmettelijke ziekte, die onder de bevolking voortdurend in meer of mindere mate heerscht, zooals tuberculose, geslachtsziekten. Onder epidemie verstaat men een besmettelijke ziekte, die plotseling uitbreekt en een groot deel van de bevolking aantast. Zoo ze een heel groot deel der bevolking aantast, spreekt men van pandemie. Bij besmettelijke ziekten onder dieren worden vaak de analoge uitdrukkingen en-, epi-, panzoötie gebruikt.

W. B. III. 1929. 11