DE PHILOSOPHIE VAN PERSOONLIJKHEID EN LEVEN.

[69

Er zijn inderdaad groote denkers geweest, die meenden, dat zij wijsgeerige systemen hadden gegeven, welke voldeden aan dezen practischen eisch. Maar zij hebben, in den nieuweren tijd tenminste, meer voor den philosoof dan voor den leek geschreven. Spinoza's ideaal — het bereiken van overeenstemming van den geest met de geheele natuur — heeft slechts zeer weinigen kunnen aantrekken. Het systeem van Hegel, zooals dit is toegepast door diegenen zijner beoefenaars, welke den meesten zedelijken ernst bezaten — zooals bijv. Bernard Bosanquet — wordt door zijn eigen logica gedwongen aan te nemen, dat er voor de wijsbegeerte van het Absolute geen teleologie ten opzichte der ethische verhoudingen kan bestaan, en dat de Persoonlijkheid en hare moreele waarden boven zichzelf uit moeten komen, om op te gaan in het Geheel. Zedelijk goed en kwaad zouden evenzeer betrekkelijk zijn voor ons beperkt inzicht; en dit beperkte inzicht, ofschoon wij er niet aan kunnen ontsnappen, zou dan zooveel mogelijk in rekening moeten worden gebracht bij het onderzoek naar de ware werkelijkheid. Voor een andere gedachtensfeer, die misschien minder ver af staat van het standpunt van het dagelijksch leven, is juist het kwaad minder werkelijk dan het Goede — het kwaad dat

Niets is, en dat geen aanzijn heeft Een stilte, die 't geluid omsloten houdt, of dat alleen bestaat, omdat ,,er nu eenmaal altijd iets zijn moet, dat tegengesteld is aan het Goede" (zie Plato's Theaetetus). De aantrekkelijkheid van deze verklaring, die zoo dikwijls in verschillende vormen is herhaald (sedert zij het eerst aan de hand werd gedaan door Heraclitus) schijnt te danken aan het feit, dat zij een beroep doet op den natuurlijken drang van het gezonde denken naar religie, zooals deze drang zich in Browning's dichtregelen openbaart; al is het er ver vandaan, dat zij onvoorwaardelijken steun zou vinden bij de voornaamste godsdiensten. Maar dat de leerstelling der onwerkelijkheid van het kwaad niet ten volle aanvaard werd door Plato, en alleen maar voorkomt bij moderne Platonici, wanneer hun logisch betoog minder streng wordt in het aangezicht van de acute eischen der dagelij ksche levenspractijk, is een bewijs voor de waarheid, dat uit deze